ANTI-AUTORITAIRE
OPVOEDING
Deze week zag ik een documentaire van Suzanne Raes over haar
jeugd in de jaren zeventig in Nijmegen. In de nieuwbouwwijk Weezenhof woonden
hoogopgeleide ouders, die hun kinderen op een nieuwe manier wilden opvoeden. Wat
het kind wilde stond centraal. Gelijkwaardigheid en samenwerken waren
belangrijke principes. Op de basisschool werden dezelfde uitgangspunten
gehanteerd. De meester was een vriend, cijfers waren niet belangrijk. Het ging om de ontwikkeling van
het kind tot mondige burger. Een actiegroep van kinderen nam deel aan de
medezeggenschapsraad. De groep kreeg voor elkaar dat er een vies matras in de
gang van de school mocht blijven liggen. De kinderen liepen met hun ouders mee
in demonstraties tegen kernenergie. Ze waren ook tegen geweld. Als ze door een rotjochie uit een andere wijk
gestompt werden, dan deden ze niets terug.
Kortom, de wereld in Weezenhof stond bol van de idealen.In diezelfde tijd schreef ik met twee medestudenten in het kader van het voorkandidaatsvak sosjologie een paper over de anti-autoritaire opvoeding als alternatief.
‘De anti-autoritaire opvoeding wordt gekenmerkt door opvoeding tot zelfstandigheid en solidariteit’
‘De ouders moeten hun eigen autoritaire opvoeding relativeren door zich er bewust van te worden.’
‘Het principe van de anti-autoritaire opvoeding is niet dat er geen dwang wordt opgelegd, maar dat de kinderen de vormen van dwang als zodanig herkennen’.
‘Anti-autoritaire opvoeding is niet los te zien van de strijd tegen de bestaande machtsverhoudingen. De bedoeling is juist kinderen op te voeden, die zonder neurotische misvormingen de maatschappij radikaal veranderen door aktief en kollektief verzet’.
Zo gaat het pagina’s achter elkaar door.
Wat me nu opvalt, is niet eens zozeer, dat wij, gespeend van enige praktijkervaring, allerlei beweringen doen, maar vooral hoe bol het paper staat van de idealen en de ideologie. Terwijl we het werkstuk toch schreven in het kader van een wetenschappelijke opleiding. Elke pastoor was in die tijd blijkbaar ook wetenschapper. Ik heb geen cijfer voor mijn paper hebben ontvangen, wel een aantekening, dat ik het vak sosjologie had voltooid. Ik had mezelf ontwikkeld.
In de documentaire stelt Suzanne Raes zich de vraag, of de
kinderen uit Weezenhof gelukkig zijn geworden. Word je er gelukkig van als je
ageert tegen het bestaande? Dat heb ik me niet alleen over mezelf soms
afgevraagd, maar ook over anderen, bijvoorbeeld de depressief geklede gothics
met wie ik samen ooit de vliegbasis in Woensdrecht belegerde.
De documentairemaakster twijfelt er over. Veel kinderen zijn
in ‘softe’ beroepen terecht gekomen: het onderwijs, de journalistiek,
advieswerk. Ze demonstreren geen van allen meer, zelfs niet als er gratis
bussen naar Den Haag klaar staan. Hun eigen kinderen groeien nu op in een veel competitiever omgeving dan zijzelf. Cijfers zijn belangrijk, net als topscores en talentenjachten. De ouders zitten klem tussen de eigen idealen uit hun jeugd en de huidige prestatiegerichte cultuur. Ze zijn opgegroeid in ‘een toverketel met goede bedoelingen’ maar zijn nu hun houvast kwijt. Ze hebben nog steeds hun opvattingen, maar ze hebben niet geleerd daar flexibel mee om te gaan. Hun idealen zitten hen nu in de weg.
Dit komt toch verdacht veel in de buurt van de neurotische misvormingen die juist vermeden moesten worden.
Op hun basisschool was er eind zeventiger jaren een enorme polemiek ontstaan over de film Grease. Sommige kinderen vonden de film geweldig, andere kinderen demonstreerden op het schoolplein met spandoeken tegen dit product van een verderfelijke amerikaanse consumptiecultuur. Suzanne Raes stond aan de kant van de laatsten, maar heimelijk vond ze John Travolta een ‘geweldig stuk’.
Iets doen, alleen omdat het zo hoort, en je gevoel miskennen, dat kan toch niet goed gaan, denk ik nu. Maar hoe vaak heb ik me zelf niet door idealen en normen laten leiden?
Het is gemakkelijk om dit nu te constateren. In de zeventiger jaren telden gevoelens niet. Het ging immers om grootse idealen.