zondag 24 november 2013

SLIMME OPLOSSINGEN
 
 
Onder het avondeten vertelde mijn vrouw over een vraagstuk op haar werk.
‘Hebben jullie de analytische competenties om voorspellende inzichten uit data te halen?’, vroeg ik haar.
‘Wat bedoel je?’, vroeg G.
‘Zijn jullie in staat te transformeren naar een organisatie die actief waarde haalt uit informatie en op basis daarvan slimme beslissingen neemt?’, vroeg ik verder.
Haar gezicht betrok nu.
‘En kunnen jullie dan vanuit het samenspel van mensen, processen en technologie geavanceerde analysetechnieken toepassen, die bijdragen aan waardenbesparingen én creatie?’
‘Wat is er met jou aan de hand?’
‘Ik citeer uit een reclame die ik net op de radio hoorde’.
 
Ik was aan het koken. Dan luister ik meestal naar het Radio 1 Journaal. Ik had me net afgevraagd of een lijk van tien jaar oud nog geur zou afgeven, toen in het reclameblok een zelfverzekerde mannenstem verkondigde hoe de experts van Cap Gemini bijdragen aan waardenbesparingen én creatie. ‘Kijk hoe wij dit waarmaken op capgemini.nl’, gevolgd door de afsluiter: ‘Cap Gemini, people matter, results count’. Ter herinnering: Cap Gemini is het ICT-bedrijf dat een jaar geleden zo’n 350 medewerkers ontsloeg en aan de oudere medewerkers vroeg om vrijwillig 10% salaris in te leveren. Waarschijnlijk wordt dit bedoeld met slimme oplossingen.
Ook Athlon Carlease en andere dienstverleners adverteren met slimme keuzes. Detacheringsbureau Yacht heeft alweer een nieuwe term geïntroduceerd: wendbaarheid. Terwijl ik in de keuken mijn best doe op een champignonsaus, begint er op de radio een stel te bekvechten. De man introduceert een probleem, waarop de vrouw als een kapotte grammofoonplaat blijft roepen: ‘je moet schakelen! Je moet schakelen!’
Ach, reclames inspreken is ook maar een baantje.
Op televisie bestaan de reclameboodschappen nog wel eens uit grappige filmpjes. Daar kan je op stemmen als je ze leuk vindt. Radioreclame is niet leuk. De reclame is teveel afhankelijk van de tekst. Daarom hoor je regelmatig Groningse of Haagse accenten. Sommige stemmen hoor je in diverse reclames, zoals die kolossale mannenstem die uitroept: ‘Zuid-Limburg! Je zal er maar wonen!’.
Mijn sympathie gaat uit naar de Stichting Wakker Dier. Die hebben de term ‘plofkip’ uitgevonden. Een woord dat alles zegt. Een slimme reclame mag je wel zeggen.
 
De feestmaand december is in aantocht. We kunnen ons daarom weer verheugen op de spotjes voor goede doelen. Al een paar jaar lang worden we in die maand dagelijks veelvuldig geteisterd door de reclame van de stichting MS Research. Bekende nederlanders van onbesproken gedrag roepen op om het werk van de stichting financieel te ondersteunen. Vanwege de moeilijke combinatie van s’en en r’en in de naam hebben ze daartoe vooral nieuwslezers ingeschakeld, zoals Gijs Wanders, Maartje van Wegen en Rob Trip.
Uit narrigheid heb ik een keer een mail naar de stichting gestuurd. Dat ik het doel van de fondsenwerving nobel vind, maar dat geen haar op mijn hoofd erover piekert om maar één cent te doneren aan een club die zoveel van zijn verzamelde geld weer aan radioreclames uitgeeft. Ik kreeg een keurig antwoord terug over het belang van het werk en over de goedkeuring van de accountant.
Waarschijnlijk hebben ze een duurbetaalde expert van Cap Gemini in huis gehad om te adviseren over waardencreatie.
 

zaterdag 16 november 2013


HERFSTGEDACHTEN

 

Voor ons huis staan hoge platanen. Huizenhoog is het woord, dat hier wel op zijn plaats is, want de bomen steken ruimschoots boven de hoge daken uit. In de zomer bieden de platanen koelte in huis. In de herfst moeten we aan het werk. Dan dwarrelen de bladeren in grote aantallen op het dak en verstoppen de goten en de randen van de dakramen. Als ik het blad niet verwijder, dan wordt  het regenwater bij een forse bui niet snel genoeg afgevoerd. Dan zoekt het water zijn weg onder de pannen en druppelt het ergens op zolder naar beneden.
Daarom stap ik in de herfst regelmatig uit het raam op de tweede verdieping aan de achterzijde. Via een klein balkonnetje klim ik vervolgens op de dakkapel. Vandaaraf kan ik de bladeren van dakraam 1 verwijderen. Daarna stap ik langs de dakgoot naar dakraam 2. Een klein, maar stevig randje biedt mijn handen houvast. Zo balancerend en me uitrekkend op die dakgoot kan ik de meeste bladeren verwijderen.
Dat balanceren heb ik ooit geleerd tijdens het plukken van gieser wildemannen in de tuin van het ouderlijk huis. Om de peren, die aan de buitenkant van de boom hingen, te kunnen plukken, ging ik met één been op de ladder staan. Me vooroverbuigend, met de grijze, veelvuldig verstelde plukschort vol met oogst vervaarlijk bungelend om mijn nek, haalde ik dan met de ene hand een tak naar mij toe om met de andere hand de peren te kunnen plukken. Ik stelde me wel eens voor, dat ik geïnterviewd zou  worden over deze acrobatische wijze van plukken. ‘Als ik niet bij de peer kan, dan moet de peer maar naar mij toe komen’, had ik dan als leidend motief willen meegeven. Dat er nooit eens een langsfietsende journalist is gestopt om mij te interviewen, is wellicht een van de dieperliggende gronden achter dit blog.
In het ruimen van de herfstbladeren word ik door hetzelfde motief geleid. Elk blad is voor mij een uitdaging. Het risico vind ik aanvaardbaar, al ligt bij nat weer een uitglijder altijd op de loer. Schoenen met gladde zolen zijn vanuit arbo-perspectief dan ook niet aan te raden. Drie meter onder mij is een balkon. Naar beneden vallen is dan één ding. Maar je zult zien, dat, als je daar beneden op apegapen ligt, er net wel een journalist langs komt.

De afgelopen week heb ik vijf aangestampte gft-bakken van 40 liter vol bruin blad-in-ontbinding van het dak gehaald. Zoveel gft-bakken heb ik natuurlijk niet. Daarom loop ik iedere keer als de bak vol is naar de straat beneden en stort de inhoud aan de voet van de platanen uit. De bladeren gaan terug naar waar ze vandaan komen. Ze vormen nieuw voedsel voor de bomen. Ik hou mijzelf voor, dat ik op deze wijze bijdraag aan een zinvolle kringloop. Het vochtige weer helpt hierbij.

Der graue Nebel tropft so still herab auf Feld und Heide
Als ob der Himmel weinen will in übergrossen Leide
(Hermann Allmers, Spätherbst, op muziek gezet door Johannes Brahms).

Dat klinkt toch bijna even mooi als Het is weer voorbij die mooie zomer van Gerard Cox (die ’s nachts allang weer zijn pyjama aanheeft).
Maar de tip van deze week is toch Herbst van Franz Schubert (tekst Ludwig Rellstab). Dat is romantiek zoals romantiek bedoeld is:
http://youtu.be/1oJWk3DschM
Van alles wat ik ooit nog een keer zou willen zingen, en dat is veel, gooit dit lied hoge ogen. Mocht ik dit eens kunnen uitvoeren, dan zou mijn leven weer een stukje rijker zijn.

Ach, wie die Gestirne am Himmel entfliehn
So sinket die Hoffnung des Lebens dahin!

Kalt über den Hügel, rauscht, Winde, dahin!
So sterben die Rosen der Liebe dahin

Ik kan het ook niet helpen, maar dit soort dingen komt in mij op als ik  daar bovenop de dakgoot sta.

zaterdag 9 november 2013


DOKTER, IK VOEL WAT

 
’’Goedemiddag dames en heren, vanmiddag gaat het college over hypochondrie.
Als je een hypochonder bent, dan denk je dat je een ziekte hebt terwijl dat niet zo is. Denk bijvoorbeeld aan de man die doodsbenauwd op een stoel blijft zitten, omdat hij ervan overtuigd is dat hij een hartaanval krijgt als ie opstaat. Of aan de vrouw die in elk lichaamsvlekje het begin van een tumor ziet. Een echte hypochonder houdt vast aan het idee van de ziekte, ook al hebben doktoren niets kunnen vinden.
Voor het vaststellen van de DSM-classificatie hypochondrie moet de patiënt lijden aan zijn (niet-bestaande) ziekte en de gevolgen hiervan. Het lijden moet gedurende meer dan zes maanden zijn leven ontwrichten en niet te verklaren zijn vanuit een angst- of paniekstoornis. Comorbiditeit met depressies komt regelmatig voor.
Cognitieve gedragstherapie was jarenlang de aangewezen behandelmethode, de laatste jaren verschijnen meer onderzoeken over de effectiviteit van SSRI’s, zoals fluoxetine en fluvoxamine. Hypochonders zijn doorlopend en op een dwangmatige manier met hun lichaam bezig. Het merkwaardige is dat zij vaak artsen bezoeken, maar even vaak de arts niet geloven.
Kijkt u vooral nog even naar de casuïstiek in de collegedictaten. Het zou zo maar kunnen dat ik hier op het examen nog een vraag over stel. Het zou ook een vrije opdracht over de profylaxe kunnen worden.
Zoals met veel psychiatrische stoornissen het geval is, zijn het vooral de ernst en het hardnekkige karakter die de symptomen tot een stoornis maken. Iedereen, en zeker jullie als studenten medicijnen, kent het verschijnsel, dat je hoort of leest over een ziekte en dat je dan opeens de symptomen gaat voelen. Ik hoop maar dat u na afloop van dit college niet bij uzelf een hypochondrische geaardheid constateert.
Ik mag hier geen patiënten meer demonstreren, dus ik zal een voorbeeld uit eigen ervaring geven.
Ik had een keer een hardnekkige pijn aan de linkerkant van mijn borst. Het leek bovendien alsof mijn hart in een hoger tempo sloeg. Hoe meer ik erop lette, hoe meer ik dit voelde. Ik raadpleegde mijn huisarts. Die concludeerde na onderzoek dat het naar alle waarschijnlijkheid om spierpijn ging. Hij vertelde er nog bij, dat patiënten die pijn in de borst voelen, dat in 90% van de gevallen aan de linkerkant voelen en maar zelden aan de rechterkant.
Mensen zijn rare wezens, dat blijkt maar weer.
Patiënten met een hypochondrische gevoeligheid kunnen maar beter niet op internet rondkijken. Dat is een broedplaats van de meest enge ziekten, negatieve ervaringen, verkeerd afgelopen operaties en vreselijke bijwerkingen van medicijnen. Genoeg redenen voor de hypochonder om naar de huisarts te snellen en te laten weten welke bewijzen er op internet staan. Voor dit soort mensen zou er een slotje op medische websites moeten komen. Als u hiervoor gevoelig bent mijd dan ook tv-programma’s over bacterieën in uw gootsteen of over de ESBL-bacterie in kippenvlees of over welke bacterie met een afkorting van vier letters dan ook.
Met apothekers moet je trouwens ook uitkijken. Bij mijn apotheker hangt een informatiescherm, waarop wachtende klanten aardige weetjes en nuttige tips kunnen lezen. Toen ik daar een paar maanden geleden was, las ik het advies om na een stoelgang altijd achterom te kijken. Aangezien ik het belangrijk vind om erger te voorkomen, bestudeer ik nu elke dag langdurig en met grote aandacht mijn ontlasting. Soms, als ik iets verdachts meen te zien,  haal ik er een vergrootglas bij. Je kunt immers niet nauwkeurig genoeg zijn. Veel hoop heb ik er overigens nog niet van gekregen.
Volgende week behandelen we de somatoforme stoornissen. Leest u alsjeblieft alvast de bijbehorende artikelen in het dictaat hierover.
Zijn er voor dit moment nog opmerkingen of vragen?
Desgewenst kunt u een anonieme reactie op mijn website plaatsen. Als u het liever persoonlijk houdt, mail me dan. U ontvangt altijd een antwoord. Dank voor uw aandacht en tot volgende week.’’

zondag 3 november 2013

EEN KWESTIE VAN CENTEN
 
In de nazomer van 1970 reed ik op een zondagavond met mijn blauwe Tomos van het ouderlijk huis in Vleuten naar mijn studentenkamer in Utrecht. De avondlucht voelde aangenaam fris. Achter mij in het westen verdween het laatste licht. De lantaarnpalen waren ontstoken.
Halverwege werd ik aangehouden door twee agenten.
Of ik wel wist, dat mijn achterlicht het niet deed. En of ik besefte in welke gevaren ik mij begaf. ‘U bent daarmee in overtreding’.
Dat ‘u’ vond ik raar klinken. Beide mannen waren veel ouder dan ik. Ik raakte bovendien geïrriteerd, want ik vreesde een bekeuring. Met de belofte, dat ik het licht de volgende dag direct zou herstellen en dat ik bereid was om dit op het bureau te laten controleren, probeerde ik het onheil te voorkomen.
Zij keken mij vanonder hun pet vastberaden aan. Een van hen pakte zijn bonboekje.
‘Komt u het morgen maar even laten zien, dan kunt u gelijk uw bekeuring van vijf gulden afrekenen.’
Ik moest mij beheersen om niet uit te vallen.
Als 18-jarige vond ik het in hoge mate onrechtvaardig dat ik moest boeten voor iets waarvan ik geen weet had. Daarnaast was ik van mening, dat er voor de politie op zondagavond wel betere dingen te doen waren dan het bekeuren van arme studentjes. Ik stond hierbij in een familietraditie. Het dorpsblad in Vleuten had ooit een ingezonden brief van mijn broer gepubliceerd, waarin hij kritiek had geuit op het functioneren van de politie. Dat was aanleiding geweest voor een corrigerend gesprek in onze huiskamer. Ik veronderstelde dat mijn ouders een herhaling niet op prijs zouden stellen.
Toen de agent uitgeschreven was, pakte ik zonder iets te zeggen de bon aan.
Ik zon op wraak.
De volgende dag wisselde ik op het postkantoor vijf gulden om in vijfhonderd centen, keurig verpakt in twintig papieren rolletjes van vijfentwintig centen elk. Ik vouwde de rolletjes open en deed alle munten bij elkaar in een plastic zakje. Met dat gewichtige bedrag in mijn jaszak ging ik op weg naar het politiebureau.
Ik werd in een kleine ruimte ontvangen door een blonde agent. Hij zat in zijn blauwe uniformoverhemd achter een bureau. Zonder pet zag hij er uiterst vriendelijk uit. Ik overhandigde hem de bekeuring en het zakje met de vijfhonderd centen. Zijn gezicht betrok.
‘Dus u wilt uw boete in eh…..centen afrekenen?’. Ongeloof en verontwaardiging streden bij hem om voorrang. Na enkele tellen stond hij zonder iets te zeggen op en verdween door een deur achter hem.
Ik ging zitten op een van de stoelen langs de wand van het kleine kantoor. Aan de wand hingen opsporingsposters en een kaart van de gemeente. Mijn hart bonsde. Een wandklok tikte.
De deur achter het bureau zwaaide weer open. Er kwam een oudere agent binnen, gevolgd door de blonde  collega. ‘Ik heb gehoord dat u uw boete hiermee wilt afrekenen’. Hij hield het zakje tussen duim en wijsvinger omhoog, alsof er een nog warme drol in zat. ‘Dat kan in Nederland niet. Volgens de regels mag je je boete maar met een beperkt aantal centen, dubbeltjes enz. voldoen.’ Hij keek me strak aan. Hij had zware wenkbrauwen, waar aan beide kanten een paar langere haren uitsprongen. Hij zag eruit als een conrector die niet van plan was om met zich te laten sollen.
Ik had nog nooit van regels voor het betalen van een boete gehoord. Ik geloofde er niets van.
‘Volgens mij is een cent nog altijd een wettig betaalmiddel. Mag ik…’
Ik wilde vragen waar ik die regels zou kunnen vinden, maar de agent was me voor.
‘Dat klopt, maar’, zijn toon werd nu harder en venijniger, hij sprak elk woord langzaam uit alsof ik doof was, ‘ik heb u net uitgelegd, dat u niet op deze wijze uw boete kunt voldoen, zo zijn de regels’. Hij reikte mij de zak met centen aan.
Ik kreeg sterk de indruk dat ik er beter aan deed het Bevoegd Gezag niet verder te irriteren. Ik hield mijn vraag voor me, haalde mijn portemonnee uit mijn kontzak en overhandigde een briefje van vijf gulden. Buiten voor het raam liet ik mijn Tomos nog een tijdje luidruchtig stationair draaien.
Die avond zat ik op mijn kamertje de centen te verdelen in hoopjes van vijfentwintig. DE papiertjes waarin de centen waren geleverd had ik bewaard. Het kostte me de nodige moeite om er weer strak verpakte rolletjes van te maken. Ik hoopte maar dat ik bij teruggave op het postkantoor niet dezelfde kassière zou ontmoeten.