zondag 25 mei 2014


ONDER VOETBALSUPPORTERS

 

 
Afgelopen zondag degradeerde voetbalclub RKC uit de eredivisie. De Rooms Katholieke Combinatie moest met twee doelpunten verschil van Excelsior winnen om zich te handhaven. Het werd 2-2.
Ik was er bij. Zoon Arjan verdedigde de afgelopen maanden het doel bij de Waalwijkers.

Na het laatste fluitsignaal vallen de uitgeputte spelers van RKC languit op het zonovergoten grasveld. Degraderen is omvallen en blijven liggen. Denken aan Telstar Uit, 25% minder salaris en vier keer zo weinig aandacht. Het slagveld ligt bezaaid met spelers. Eén speler zit in elkaar gedoken, de handen voor zijn gezicht. Hij wordt getroost door een teamgenoot. Een paar spelers bedanken, niet al te opzichtig applaudiserend, het publiek voor hun aanmoedigingen.
De toeschouwers laten zich traag en gelaten van de tribunes afzakken. Er is geen rumoer en geen gefluit. Berusting overheerst. Misschien dat de woede er thuis pas uitkomt (‘Godverdomme, kut, hedde ge nou weer geen bier koud gelegd?’).
Terwijl de spelers van Excelsior op de andere helft elkaar met champagne bespuiten, druipen de spelers van RKC met hangende schouders het veld af. Voor hen is er geen rol in deze ceremonie, geen aanmoedigingsprijs, geen verwerkingsritueel. Arjan is de enige die de Excelsiorspelers feliciteert.
Ik loop met een leeg gevoel het al bijna lege stadion uit, over het parkeerterrein van de bobo’s naar de glazen hoofdingang, om Arjan op te wachten. Veiligheidsmensen, uitgerust met communicatieapparatuur lopen heen en weer met één hand op het microfoontje, de andere hand op het oortje. De zon schijnt onpasselijk fraai en de Bugatti’s en BMW’s van de sponsoren zien er walgelijk decadent uit. Zouden de sponsoren ook mee degraderen?
Een paar boos uitziende supporters komen in de buurt van de hoofdingang. Vanuit het niets komt er dan opeens een tiental ME’ers aangelopen, in vol gevechtsornaat, met schild en wapenstok. Kalm lopend, als op een zondagmiddagwandeling, maar zeer gedecideerd sluiten ze de hoofdingang af. Niemand mag er meer in of uit. Enkele ME’ers te paard sluiten aan. In Nijmegen heeft een groep NEC-supporters na de degradatie een deel van het stadion vernield. Veiligheidsmaatregelen zijn vaak een antwoord op de vorige ramp.
Er lopen ook supporters die uit zijn op een shirt of een paar keeperhandschoenen.
Aan de zijkant van de glazen ingang staat een drietal fans. Een man van in de vijftig, met getatoeëerde armen, een ronde bierbuik en een rood verbrand hoofd, een vrouw met roodoranje geverfd haar en een dochter, die vanaf de schouders naar de heupen breed uitdijt. Met haar gezicht tegen de ruit loert ze naar de mensen in de hal. Dan kijkt ze naar het groepje supporters tegenover de ME’ers.
‘Jezus, man, wat een mietjes, hou toch oe bakkes! Opflikkeren met die gasten. Oppakken en nooit meer het stadion in’.  Moeder kijkt vanaf een afstandje toe, vader doet of hij er niet bij hoort.
 ‘Doe nu gewoon efkes die deuren open. We moeten alleen Arjan van Dijk hebben. Die loopt daar binnen, da zie ge toch. Of hedde ge een bril nodig, maat?’.
De ME’ers blijven bewegingsloos voor zich uitkijken. Alleen een van de paarden zet zijn achterbenen wat opzij. De agente bovenop trekt wat steviger aan het leidsel.
Aan de andere zijde van de hoofdingang zijn inmiddels enkele spelers verschenen in hun chique hemelsblauwe kostuum. Het drietal loopt erheen en ontdekt Jan Seda, de andere keeper.
‘Zullen we Seda vragen’, oppert de moeder.
‘Die spreekt geen Nederlands’, zegt de dochter. Dan trekt ze toch de stoute schoenen aan.
‘Hé, Seda, do you have…’ , zij steekt haar handen omhoog. Seda gebaart het meisje mee te komen.
Op een stil commando, bijna onopgemerkt, trekt de ME zich weer terug. Ook in hooliganism zou RKC onderaan eindigen. De hoofdingang gaat weer open en de business lounge stroomt leeg. De mensen zijn blij dat ze weer naar buiten mogen. Het lijkt alsof de degradatie alweer vergeten is.
Dan komt ook Arjan naar buiten. Onmiddellijk staat er een jongen van een jaar of 12 naast hem. Die vraagt hem zijn handschoenen. Nog niet zo lang geleden stond Arjan zelf bij FC Utrecht te wachten op een handtekening van de keeper. Hij loopt weer naar binnen om een paar handschoenen te halen.
Het drietal is nergens meer te bekennen. De paarden zijn verdwenen. De supporters zijn naar huis. RKC is gedegradeerd. Het is klote, maar het is waar.

zaterdag 17 mei 2014


IN JE BLOOTJE

  

In de zeventiger jaren was het vak filosofie een verplicht onderdeel voor psychologiestudenten. Het werd mij al snel duidelijk dat de toenmalige filosofen tot een apart slag wetenschappers behoorden. Ze droegen lange baarden of grote hoeden. De lector inleiding tot de wijsbegeerte ontving regelmatig naakt zijn bezoek.
Ik keek daar niet van op. De opdracht van de filosofie is om het denken over het leven te stimuleren en achter iedere vraag weer een nieuwe waarom-vraag op te werpen. Wat zou het dus voor de menselijke communicatie betekenen als je alle uiterlijke verschijnselen en opsmuk zou afleggen? Zonder kleren is er geen verschil tussen een professor en een vuilnisman.
Daartoe uitgedaagd liet ik mijn gedachten gaan over de kwestie van het naakte gastheerschap. Ik vroeg me af, hoe ik mijn bezoek het beste zou kunnen ontvangen. Gewoon direct in mijn nakie en met een pokerface de voordeur van mijn studentenhuis openzwaaien of het bezoek eerst meenemen naar mijn kamer en daar luchtigjes en quasi-onopgemerkt een striptease uitvoeren?
Ik concludeerde al snel, dat het niets voor mij was. Ik was groot geworden in het bedekken of verzwijgen van alles wat maar tot enige opwinding zou kunnen leiden. De verschoning van het ondergoed eenmaal per week deden we in de beslotenheid van de badkamer met de deur op slot. Voor het aantrekken van de zwembroek gebruikten we alleen een eenpersoons kleedhokje of we zaten schichtig kijkend met één hand te sjorren onder een grote badhanddoek, die we met de andere hand krampachtig vasthielden. Het appèl van de lector was aan mij niet besteed.
Nog geen jaar later beleefde ik mijn coming-out.
Een vriend nodigde mij uit voor de sauna. M. woonde op kamers bij een mentor, een leraar van onze middelbare school. Gedrieën liepen we naar de zolder van het huis, waar in een hoekje een houten hokje stond. Enigszins gespannen trok ik mijn kleren uit. In mij streed de neiging tot wegkijken om voorrang met de nieuwsgierigheid naar het lijf van de anderen. Nadat ik geconstateerd had, dat we gelijkwaardig waren geschapen, viel het schaamtegevoel weg en richtte de aandacht zich op het weerstaan van de hitte in het hokje.
Na tien minuten liepen we een etage omlaag. Daar dompelden we ons onder in een badkuip met koud water. Vervolgens ging het verder naar beneden, via de achterdeur de langwerpige tuin in. In het duister paradeerden we in ons blootje het tuinpad op en neer.
Alle spanning was van mij afgevallen. Ik voelde geen enkel schaamtegevoel meer. Integendeel, ik wilde daar nog uren lopen. Het voelde als een bevrijding. Weg met die oude bekrompenheid! Voorbij het stiekeme gedoe! We zouden weer teruggaan naar een natuurlijk leven, zonder opsmuk, zonder poses, zonder maskers.
Het eerste wat ik deed toen ik die avond laat weer terug kwam op mijn studentenkamer, was mezelf  uitkleden. Ik zette Cat Stevens op en liep nog een tijdlang in mijn blootje door de kamer te niksen. Ik wilde het gevoel van bevrijding vasthouden.
Ik was blijkbaar niet de enige die er aan toe was. Bij de Maarsseveense plassen werd een van de ligweides tot naaktstrand bestempeld. Het was een kleine strook gras, door dichte struiken omzoomd en het was er altijd rete-druk. Hoewel er genoeg ligweides waren met een zee van ruimte, wilde ik perse naar het nudistengedeelte om me daar heerlijk bevrijd te voelen tussen al die andere bevrijde mensen.
Vriend T zei me, dat hij er niet over dacht om er heen te gaan. Hij was ervan overtuigd, dat hij daar een eeuwigdurende erectie zou krijgen vanwege alle borsten en billen. Met zo’n vlaggenstok loop je natuurlijk niet op je gemak naar de waterkant.
‘Maar als iedereen bloot is, wordt het juist heel gewoon, dan voel je geen opwinding’, wist ik. ‘Juist als je sommige delen gaat bedekken en andere niet, stimuleer je de spanning’.
‘Ach, klojo, ‘antwoordde hij, ‘ik ben zelf een keer in Zandvoort op het naaktstrand geweest, dus ik weet heus wel hoe dat gaat’.
Ik probeerde hem tevergeefs te overtuigen.
We waren het er wel over eens, dat je in buikligging beter een zwelling kunt krijgen op het plooibare zandstrand aan zee dan op de harde klei rond de Maarsseveense plassen. Ik weet niet of we daarmee tot een filosofisch inzicht waren gekomen.

 

zaterdag 10 mei 2014


HET KOOPCENTRUM VAN DE ACHTERHOEK

 

Afgelopen donderdag raakte ik verzeild in Doetinchem. Dat kan wel eens gebeuren. Zo is het leven nu eenmaal.
Voor wie de liefde voor topografie niet bij geboorte of door opvoeding heeft meegekregen: Doetinchem is de grootste plaats in de Achterhoek, een streek, die – zoals de naam al zegt – ergens achter in ons land in een uithoek ligt.
De Achterhoek is de bakermat van het boerengolf. De fans van voetbalclub de Graafschap noemen zich superboeren en het oerend hard scheuren op een Norton of een BSA vinden ze daar Normaal. Kortom, de geuren  van mest en motorolie komen je van tevoren tegemoet.
Op de website van de VVV Doetinchem lees ik:
‘Doetinchem heeft je veel te bieden. Elke dinsdag is er een waren- en lapjesmarkt. Er zijn uitgebreide winkelmogelijkheden en er is een zeer verscheiden aanbod aan horecagelegenheden.’
Dat klinkt mij als muziek in de oren, zeker als ik lees dat het uitgaansleven in Doetinchem zich sterk heeft ontwikkeld. Het lijken me unique selling points, zoals marketeers dat zeggen.
Liefhebbers van historie komen daarentegen in Doetinchem weinig aan hun trekken. Het hart van de stad is in maart 1945 weggevaagd. Britse bommenwerpers zagen Doetinchem aan voor het Duitse Anholt. 
Als ik arriveer in Doetinchem hangen er dikke grijze wolken boven de stad. Er valt een dreinerige regen uit. Ik sluit niet uit, dat deze omstandigheden mijn indrukken van de stad enigszins negatief beïnvloed hebben. Op het verlaten marktplein voor het vierkante stadhuis hebben de regen en de wind vrij spel. De bedenker van het geometrische meubilair op het plein had waarschijnlijk een ander sfeerbeeld in zijn hoofd, toen hij de houten bankjes ontwierp. De lichtmasten zijn omgeven door driehoekige posterborden, die uitnodigen voor een bezoek aan de show van Marc-Marie Huijbregts. Er is een gele strook papier schuin over Marc-Marie heen geplakt met de tekst: Tip! Moederdagcadeau! Marketeers weten welke doelgroepen ze moeten aanboren.
In het voetgangersgebied klapperen de reclameborden voor mobiele telefoons, dameslingerie en kipschnitzels in de wind. De weinige bezoekers lopen dicht langs de gevels.
Ik stel me de vraag of er op dit moment iets is wat ik heel graag zou willen kopen. Ik kan niets bedenken. Alle ideëen die naar boven komen gaan gepaard met tegenargumenten.
Tussen alle bekende winkelketens vind ik boekhandel Raadgeep  & Berrevoets. Alleen al de naam lijkt mij een omweg waard. Het is behaaglijk rustig in de ruime, lichte winkel van Raadgeep & Berrevoets. Op  de achtergrond klinkt kalme jazzmuziek.
Ik twijfel over een aankoop, maar laat deze achterwege. Ik moet deze avond nog naar een voetbalwedstrijd. Als ik gefouilleerd word, zal het boek onherroepelijk worden ingenomen. Ik zie er namelijk uit, als iemand die vast van plan is om bij het minste of geringste een boek naar de kanis van de assistent-scheidsrechter te slingeren (‘en steek die vlag maar in je reet, flapdrol!’). Welke idioot gaat er met een boek naar een voetbalwedstrijd?
Aan het einde van de  middag loop ik in cirkels rond de kerk om uit ‘het zeer verscheiden aanbod aan horecagelegenheden’ er een uit te kiezen voor een hapje eten. Ik beland in Eethuis ’t Hoekje, een als knus aangeprezen gelegenheid in het hartje van het winkelgebied. Het eenvoudige meubilair is van donker hout en op elk tafeltje staat een enorme lantaarn. Ik word geholpen door een zeer vriendelijke jonge vrouw, die een grote donkere bril draagt. Daar hou ik niet zo van. Ik bedoel van zo’n zwarte bril.
Ik ben er de enige en waarschijnlijk ook de laatste gast. Terwijl ik een kop soep en een broodje vis eet, komt de vrouw vier maal vragen of alles naar wens is. Daarna stapelt ze buiten op het terras de natte stoelen op elkaar en legt deze met een meterslang kabelslot vast. De grote lantaarns worden binnen gebracht.
Tegenover ’t Hoekje gaan de winkels dicht. Als de jonge, mollige vrouw van chocolaterie Mousset het slot van de voordeur tweemaal heeft omgedraaid, controleert ze in de donkere, spiegelende ruit nog even of haar haar goed zit. Ze strijkt een paar lokken opzij en loopt de straat uit.
De avond kan beginnen.

maandag 5 mei 2014

DAGSLUITING
 
 
Het is 23.30 uur. G is al naar bed. De poes ligt opgerold op zijn kussentje op de bank te ronken. Ik  zet de pc uit en leg mijn mobiel aan het infuus. Met twee lege glazen en een kopje in mijn hand doe ik alle lampen uit. Dan breng ik het vaatwerk naar de keuken, haal een broodje uit de vriezer en doe de voordeur op het nachtslot.
Op deze manier sluit ik de dag af. Met elk apparaat dat ik uitdoe, wordt het stiller. Met elk licht dat ik doof wordt de wereld kleiner. Alom heerst er nu rust in huis. Ook buiten is het stil.
Er is weer een dag voorbij. Is dat erg? Of juist prettig?
Het einde van de dag is eigenlijk een bijzonder moment, een gelegenheid om bij stil te staan. Maar meestal doe ik dat niet. Dan loop ik nog te denken aan een vervelende gast bij Pauw en Witteman, aan de beperkte houdbaarheid van biologische wijnen of aan onze nieuwe vaatdoek, die verdacht veel lijkt op een meisjesonderbroekje van vroeger.
In de hoogtijdagen van de radio werd het einde van de dag gemarkeerd. Een geestelijke sprak een epiloog of dagsluiting uit. Na het laatste programma klonk het Wilhelmus. De AVRO eindigde met een eigen afscheidslied, gezongen door Bob Scholte:
Goedenacht en welterusten, welterusten, goede nacht
De AVRO gaat nu sluiten, haar dagtaak is volbracht
http://youtu.be/VHtIhd0Az2c (het geluid start na 18 seconden).
 
De treden kreunen zachtjes onder mijn voeten als ik in het halfduister naar boven loop. Het aantikken van de lichtknop in de badkamer weerklinkt door de holle stilte.
Sommige mensen spelen vlak voor het slapen gaan nog Wordfeud. Anderen kijken vanuit bed een thriller op tv of liggen nog te whatsappen tot het laatste moment. Voor hen geen dagsluiting of bezinning.
Katholieken baden vroeger de rozenkrans voor het slapen gaan, met de knieën op het zeil of de kokosmat en de ellenbogen leunend op een stoel. Heeft er al iemand een moderne, mindfull variatie hierop bedacht?
Ik heb de afgelopen tijd meegeschreven aan een website, waar mensen met slaapproblemen kennis en vaardigheden leren om hun slapeloosheid aan te pakken: http://slaapproblemen.mirro.nl  Het advies is om te ontspannen en geleidelijk tot rust te komen voor je daadwerkelijk gaat slapen. De rozenkrans hebben we niet aanbevolen.
 
Nadat ik mijn tanden heb gepoetst, doe ik tot slot  het licht op de overloop uit. Met gemak vind ik in het donker de slaapkamer en het bed. De rode cijfers van de wekker staan op 23:39. Ook mijn dagtaak is volbracht.
Al snel nadat ik het bed in ben gestapt voel ik de slaap komen. Mijn hoofd wordt zwaar, mijn lichaam loom. Ik kan gedachten niet meer vasthouden. Ze schieten weg. Beelden komen onverwachts voorbij. Ik probeer te volgen hoe het inslapen verder verloopt, maar dat lukt niet. Als ik mijn aandacht erop richt, is mijn geest weer actief en trekt de slaap zich weer terug. Laat ik me meevoeren, dan weet ik niet meer wat er gebeurt. ‘Meevoeren’ is wel een goede term. Ik wacht af tot ik meegenomen word. Ik ga er niet op af, maar geef passief me over. Ik zak weg.
Laatst kwam voor het eerst van mijn leven vlak voor het inslapen de vraag in mij op of ik nog weer wakker zou worden. Aanvankelijk voelde dat als een angstige gedachte. Maar in tweede instantie zag ik er iets moois in. Een einde zonder pijn of gedoe, tenminste niet voor mijzelf. Het woord inslapen wordt niet voor niets als eufemisme voor doodgaan gebruikt.
Vreemd hoe zo’n vraag ineens opkomt.
Misschien komt het wel weer door  Brahms. Die houdt mij wel meer bezig. Brahms componeerde zijn overbekende Gute Abend, Gut’Nacht op een volksgedicht uit Des Knaben Wunderhorn. In dit wiegelied komt de volgende regel voor:
Morgen früh, wenn Gott will, wirst du wieder geweckt (2x).
Ik ga dit lied maar niet voor mijn kleinkinderen zingen, als zij naar bed gaan. Dan loop ik  het risico dat ik nog moeilijke vragen moet beantwoorden. Wat is dat voor figuur, die Gott? En, nog lastiger te beantwoorden, wat wil ie eigenlijk? Ik zou dat als kind wel willen weten voor ik ga slapen.