DE OCHTENDKRANT
Vijfenveertig jaar is een lange tijd. Het is meer dan de
helft van een mensenleven. Meer dan een generatie. Voor velen is het meer dan
de duur van hun arbeidzaam leven.
Als je vijfenveertig jaar gewend ben aan iets, dan stap je
er niet zo gemakkelijk van af. Een vriendschap, de manier van ontbijten, de onderbroeken
die je draagt. Of de krant die je leest.
Ik ben al vijfenveertig jaar geabonneerd op de Volkskrant.
Sinds 1970 hoort het dagblad bij mijn ochtendritueel. Natuurlijk zijn er wel
eens tijden geweest, dat ik ook een bijkrant las (zoals je een bijgerecht hebt
of een bijzettafeltje). Zo las ik het Utrechts Nieuwsblad omdat ik in Utrecht
woon, de Waarheid in mijn alles-moet-veranderen-periode, en de NRC omdat ik
begrepen had dat je die moest lezen om als weldenkend mens te kunnen meepraten.
Maar de Volkskrant is altijd de constante factor.
Ik ben een ochtendkrantmens. Bij het ontbijt wil ik met de
boterham het nieuws consumeren. Regelmatig aarzel ik over de vraag of ik een
stuk ga lezen. Begin ik aan een lang serieus artikel of laat ik me toch maar
meevoeren door een smakelijk, maar irrelevant bericht? Soms stop ik geërgerd
halverwege een artikel, omdat er niets nieuws in staat. Een krant is er ook om je
aan te ergeren.
De krant moet ’s morgens op de mat liggen. Wordt ie een keer
niet bezorgd, dan begint mijn dag niet goed. Dan ga ik als een moederpoes die
haar jong kwijt is op zoek naar het nieuws. Is er nog wat gebeurd in Nederland
en omstreken? Het is nergens voor nodig, maar ik wil het weten.
Als je al vijfenveertig jaar dezelfde krant leest, dan moet
die verbondheid redenen hebben.
Ik kom net als De Volkskrant uit een katholiek nest. De
krant was jarenlang een dagblad voor links Nederland. Met serieuze
berichtgeving, maar ook aandacht voor de ontspannende zaken van het leven. Ik
ben gehecht geraakt aan hoe de krant het nieuws brengt, aan columnisten, recensenten,
aan het vertier van Sigmund en Gummbah.
De Volkskrant heeft allerlei ontwikkelingen doorgemaakt. Ik
ben meegewaaid. Ik vond het niet altijd even goed, maar ik ben vijfenveertig
jaar Trouw gebleven.
Nu hebben we de Volkskrant opgezegd en zijn we overgestapt
op Trouw.
Dat kostte moeite. Er ging enkele jaren van twijfel
overheen. Maar nu is het dan zover.
Ik heb al veel langer het idee, dat de Volkskrant niet meer
voor mij gemaakt wordt. Dat ik niet meer tot de doelgroep behoor van mensen die
een kwartier hebben om een krant te lezen met grote koppen, veel foto’s en
grafieken. Mensen, die alles willen weten van populaire tv-series, de nieuwste
smartphones of de zwaarte van de schoolboeken.
Ik begrijp dat de krant jongere doelgroepen moet bereiken om
te overleven. Maar inhoud en stijl zijn aan mij niet meer besteed.
In de politieke verslaglegging gaat het meer om de posities
en de relaties dan om de inhoud. Familiedrama’s en overvallen worden
uitgeplozen door buren en vrienden te interviewen. Redacteuren gaan op zoek
naar fouten van instellingen en beleidsmakers.
Het krioelt in de krant van de meningen, waar we dankzij de
sociale media (en weblogs!) toch al mee overgoten worden. De krant wil niet
alleen verslagleggen, maar zelf ook nieuws maken.
Joop Visser zong al in de tachtiger jaren over de
jou-hoe-hoernalisten:
De brand die ze
verslaan, meneer
Als zij het land in
gaan, meneer
Steken ze zelf eerst
aan, meneer
Dat noemen ze een baan,
meneer.
Later schreef hij nog het lied De Volkskrant is een Kutkrant.
Nu hebben we dus een abonnement op Trouw. Een dagblad dat
beschrijft wat er gebeurd is zonder daar altijd en overal een mening of een
kort-door-de-bochtanalyse aan toe te
voegen. Meer verslaglegging, minder sfeertekening.
Trouw is een bastion van rust. Trouw is ook de ernst zelve.
In mijn dilemma van serieuze artikelen en smakelijke
berichten, heb ik nu voor het eerste gekozen. Ik weet niet of het me goed zal
bevallen en of de protestantse achtergrond me niet teveel gaat tegenstaan. Bij
de katholieken zijn de overlijdensadvertenties toch een stuk interessanter. Maar
alla, je kunt niet alles hebben.
Hoe lang zal ik Trouw blijven? Ik ben bang dat het geen vijfenveertig
jaar wordt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten