zaterdag 29 juni 2013


EEN SMERIG PRAATJE

 

Heb je dat ook wel eens? Ben je aan het joggen, net 10 minuten van huis, komt er een heftige aandrang opzetten. Dan moet ik poepen. Mijn adem is nog rustig, mijn hoofd niet bezweet, mijn benen voelen nog puik aan. Maar onder in mijn romp neemt de spanning geleidelijk, maar onmiskenbaar toe. Ik had geen stroopwafel bij de koffie moeten nemen, bedenk ik te laat. 
Het fenomeen is wel verklaarbaar. Door de dreunende passen zakt alles in de darmen naar het laagste punt. Het hoopt zich op en wil er uit.
Voor nierstenen geldt iets soortgelijks. Een oom van mij  lag ooit met die kwaal in een duits ziekenhuis. Onder zijn bed stond een kratje bier en er lag een springtouw op zijn nachtkastje. Veel drinken en vier maal per dag springen was destijds de voorgeschreven behandeling. De steentjes moesten eruit gesprongen worden. Die methode zou nu bij het College voor Zorgverzekeringen niet meer op clementie kunnen rekenen.
Mijn eerste keus in zo’n situatie is om gewoon te blijven doorlopen. Ik wil afmaken waar ik aan begonnen ben. Ik probeer de druk te negeren door afleiding te zoeken. Ik ga honden tellen. Of vrouwen. Ik ga in mijn hoofd de kwintafstand omlaag oefenen. Of ik ga met mijn aandacht naar mijn voeten en probeer die tijdens het lopen heel mindfull af te wikkelen.
Ankie van Grunsven kan er ook over meepraten. Niet dat ik bekend ben met de stoelgang van Ankie. Ik doel op haar paarden. Die konden tijdens de kür op muziek alles laten lopen. Tegen de maat van de muziek in gulpte het er uit. Mesten noemt Ankie dat. Vooral Bonfire was er een ster in, maar ja, wat wil je met zo’n naam. En Ankie bleef ondertussen maar met haar gezicht in een onschuldige plooi van onder die hoge hoed stralend voor zich uitkijken. Zij heeft die medailles niet voor niets gewonnen.

Voor mij is doorlopen wel een riskante strategie. Als je al te straf je kringspieren moet aantrekken, dan krijg je hevige krampen. Heb ik ook wel eens gehad. Had ik na te lange tijd eindelijk een WC bereikt, voelde ik gierende pijnen in mijn onderbuik. Ik zal nooit een Bonfire worden.
Marathonlopers hebben soms ook last van aandrang. Je zou zeggen: eet niet teveel en bezoek tevoren het toilet. Maar ja, dat loopt natuurlijk wel eens mis. Ooit zag ik op televisie zo’n hardloper. Hij liep achteraan in een groepje. Hij bewoog een beetje merkwaardig en keek nerveus om zich heen. Opeens, onder het oog van de camera, nood breekt wet, deed hij op heel natuurlijke wijze zijn rechterhand in zijn broek, ving daarmee de drol op en wierp die met een krachtig gebaar in de berm. Voor het tot je doordrong wat er gebeurde, was de actie al weer voorbij. Zijn medelopers gingen er wat harder door hollen. Zo’n hand blijft natuurlijk stinken. Je moet er niet aan denken,  dat je als marathonloper aan de racekak bent.
De controlefreaks onder de hardlopers kiezen uit voorzorg een route die langs sportkantines loopt. Anderen zoeken tijdens het joggen hun toevlucht in de bosjes. Als je niet heel erg aan je schema gehecht bent, is dat eigenlijk de beste keuze. Er is altijd wel wat weegbree, hoefblad of dovenetel in de buurt om de aars mee af te vegen.

Zou het eigenlijk niet het beste zijn, als je niet in de bosjes hoefde te kruipen? Als het doen van je behoefte in het openbaar heel gewoon zou zijn? Na het milieubewuste plan van het plassen onder de douche kan er nog wel een taboe geslecht worden. De ideale maatschappij: je loopt in het Panbos, tezamen met vele andere joggers. Links zie je er een gehurkt tussen de bomen, rechts haalt een ander net haar sportbroekje omhoog. Iedereen moet elke dag, dus waarom zou dat privé moeten blijven? Dan zou dit stukje een andere titel kunnen krijgen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten