zaterdag 21 februari 2015

OM GEK VAN TE WORDEN



Wie vijfentwintig jaar geleden depressief was, meldde zich bij ‘het Riagg’. Je kwam dan op een wachtlijst te staan. Als je na een half jaar niet spontaan beter was geworden, kreeg je een intakegesprek. Daarna volgde de wachttijd voor de start van de behandeling. Was die mooie dag eindelijk daar, dan nam de behandelaar je mee naar een gesprekskamer en kon je je hart uitstorten. Wat er gebeurde in die gesprekskamer bleef verborgen. Zowel voor de instelling, de financier, de inspectie, voor wie dan ook. De gesprekken gingen door zolang de  hulpverlener dat nodig achtte. Dat was vaak lang. De hulpverlener hoefde geen verantwoording af te leggen. Welke behandelingen geboden werden en met welke resultaten werd niet bijgehouden. Alleen als de hulpverlener advies nodig had, kon hij een behandeling inbrengen in een wekelijkse overleg. Twintig medebehandelaren deden er dan hun professionele plas over en vervolgens was het aan de hulpverlener wat hij met de adviezen deed.
De instelling ontving elk jaar hetzelfde budget. Na afloop werd keurig gerapporteerd welke kosten waren gemaakt voor personeel,  huisvesting, kopieerpapier en koffie.
Eind jaren negentig begon deze situatie te knellen. De instellingen wilden uitbreiden en de wachtlijsten wegwerken. De overheid en de verzekeraars eisten meer inzicht in wat er met het geld gebeurde.
De handen werden ineengeslagen. Het budgetplafond verdween. Iedereen met een verwijsbrief van de huisarts mocht geholpen worden. Instellingen konden groeien en de wachtlijsten wegwerken. Als wederdienst werkten de instellingen mee aan de ontwikkeling van een transparante wijze van financieren en verantwoording afleggen. Dat werd het beroemde systeem van de Diagnose Behandel Combinatie. Voor elke stoornis moest worden vastgelegd welke behandeling passend was, hoe lang die behandeling mocht duren en tegen welke kosten. De DBC-ontwikkeling duurde een aantal jaar, want het GGZ-veld vond dat de complexe behandelwereld niet in minder dan 1000 DBC’s te vatten was.
Ondertussen explodeerden de kosten. Er was sprake van een verdubbeling in tien jaar tijd. Dat gold ook voor de zorgen van opeenvolgende staatssecretarissen van VWS. Minister Schippers gaf tenslotte het heft geheel in handen van de zorgverzekeraars.
Die wisten daar wel raad mee. Niet gespeend van enige kennis over de GGZ werd via de financiering het ‘productieproces’ gestroomlijnd en gestandaardiseerd. De cliënt vult bij de aanmelding een vragenlijst in (bij voorkeur één lijst voor alle stoornissen). De behandelaar bepaalt meteen daarna de diagnose en de ernst. Daaruit volgt het standaardbehandelplan, bijv.  4 of 8 of 12 gesprekken. Aan het einde wordt de vragenlijst weer afgenomen. Dan wordt duidelijk in welke mate de behandeling geholpen heeft.  Behandelaren hoeven niet meer met elkaar te overleggen. Contact met de huisarts of de ouders is niet meer nodig. Zo kan een behandelaar tenminste 8 gesprekken op één dag voeren.
Het Kwik-fitmodel. Tjak, tjak, tjak, volgende patiënt, zo luidt de kop boven een artikel over de GGZ in de Volkskrant van 13 februari. Psycholoog Masja Schakenbosch vertelt dat er binnen haar instelling alleen nog maar gesproken wordt over het halen van de productie. Elke minuut moet verantwoord worden. De diagnose moet na één gesprek gesteld worden, anders krijgt de instelling niet uitbetaald. Het management laat elke vergadering weer weten, dat de productie omhoog moet. ‘Halen we het niet, dan gaan we failliet’.
Het artikel geeft de werkelijkheid uitstekend weer. Ook binnen de instelling waar ik werk regeert de boekhouder. Vergaderingen gaan al enkele jaren alleen maar over ‘slimme oplossingen’ om de  registratie te verbeteren en de facturering te faciliteren.  
Masja Schakenbosch heeft ontslag genomen. Door ingezonden briefschrijvers in de Volkskrant wordt zij als een held beschouwd. Zij is voor zichzelf begonnen. Dit is  een schijnoplossing, want als kleine zelfstandige heeft zij met precies hetzelfde regiem van de zorgverekeraar te maken. Sterker nog, zij kan alleen een kruisje zetten bij een eenzijdig opgelegd contract. Het alternatief is dat cliënten deels of geheel hun eigen behandeling betalen.
Hoe nu verder? Terug naar vijfentwintig jaar geleden lijkt me niet de goede weg.
Er moet meer balans komen in de verhoudingen. De macht van verzekeraars moet worden teruggedrongen. Behandelaren moeten binnen de financiele kaders meer autonomie krijgen. Minder controle (dat scheelt kosten) en meer vertrouwen in elkaar (zoals VVD’ers en ondernemers met elkaar omgaan).
Word je in de tussentijd depressief, klop dan gerust aan bij de GGZ. Tweederde voelt zich na de behandeling opgeknapt. Beter nog is om te voorkómen dat je depressief wordt. Dat kan namelijk uitstekend.


zaterdag 14 februari 2015

VERDORIE


Op de afdeling herenmode is het stil. Een ouder echtpaar staat voor een kledingrek. De vrouw schuift wat haken opzij en haalt met haar andere hand een jas eruit. De man kijkt van enige afstand toe. Verderop vergelijken twee oudere allochtonen de prijzen van broeken.
Tussen de namen van populaire modemerken hangen felrode borden Sale.
Ook op de afdeling kantoorartikelen is het rustig. Achter de kassa staan twee verkopers te praten, beide met de handen over elkaar. Op elke afdeling klinkt weer andere muziek, zodat je vaak twee soorten deuntjes tegelijk hoort.
Bij de roltrappen is het drukker. Voel je thuis staat er op de wand en Vind inspiratie, naast de boom met cadeautjes die ook op de plastic tassen prijkt. Er hangen roze hartjes met spreuken.
Het moet een huiskamer zijn, waar je je op je gemak voelt. Waar je mooie spulletjes vindt tegen een billijke prijs. Waar je kunt genieten van aantrekkelijke waar. Waar het naar vers gebakken broodjes ruikt. Verwen jezelf, het is hier goed.
Over een tijdje zal het niet meer kunnen. Ondanks dat het bedrijf nog vier maanden door kan dankzij de verlaging van de huur. Welke kunstgreep zou ervoor moeten zorgen, dat de zaak weer gaat lopen en de klanten weer als bijen op de korf afkomen? Welke marketingstrateeg of retaildeskundige heeft er nog een konijn in de hoge hoed? Hoeveel geld zou men de afgelopen jaren al hebben uitgegeven aan adviseurs op het gebied van huisstijl, beleving, consumententrends en webshops?
Het gaat bijvoorbeeld over de vraag of je de waar beter op een tafel kunt uitstallen dan in een schap. Of daglicht in de winkel zal aanspreken. Hoe je van een winkel een belevenis kunt maken.
Zoals elk product zijn levenscyclus heeft, zo kent ook elke winkelformule zijn levenseinde, het café en het bordeel wellicht uitgezonderd. Dit bedrijf heeft zijn langste tijd gehad, het wordt vermalen tussen de speciaalzaken, discounts en webshops.

V&D was lange tijd een prettige zaak om te komen. Een stuk warmer en gezelliger dan de Galeries Modernes of de Hema en een stukje minder bekakt en duur dan de Bijenkorf.
Het was er goed winkelen. Van alles wat je maar kon bedenken vond je er onder één dak. Kantoorartikelen, gordijnen, flessenlikkers, sigarettenétuis en nylons, je werd nooit teleurgesteld en je ging altijd met iets naar huis. Het was een beschaafde zaak, waar je vriendelijk geholpen werd door het trouwe personeel.
V&D was de eerste winkel in Utrecht met roltrappen. Over belevenis gesproken.
Het was de eerste winkel die folders huis-aan-huis verspreidde. Al lang voor Sinterklaas keken we er verlangend naar uit. Het doorbladeren van de pagina’s met speelgoed was net zo enerverend als pakjesavond.
Eind augustus schuifelden we over de afdeling schoolartikelen, bekeken het kaftpapier in moderne kleuren, de schoolagenda’s met popsterren, de passers en geo-driehoeken.
En dan die omroepstem, uitgemeten en zwoel tegelijk: vierendertig voor kassa negentien.
Het meeste is verleden tijd. In een vertwijfelde poging om in de race te blijven zijn de winkels al enkele keren gerestyled. Het assortiment is flink ingekrompen, zodat je voortdurend teleurgesteld wordt. Er zijn schreeuwerige afdelingen met discolampen. Ik behoor niet tot de doelgroep, ik weet het, maar wie dan wel?

Een vrouw verontschuldigt zich bij de kassa. Ze vindt het vervelend om juist nu iets terug te brengen maar het past ècht niet. De verkoopster van middelbare leeftijd voelt zich gesteund.
Het personeel weet zich geconfronteerd met een Vervelend Dilemma. Als je de achteruitgang in salaris niet accepteert, raak je je baan kwijt. Als je het wel doet, word je op den duur waarschijnlijk ook ontslagen, met een lagere ww-uitkering als gevolg. Ik vraag me af wat er gebeurd is met de miljoenen winst uit de vette jaren. Zou het personeel toen spontaan 5,8 procent meer salaris gekregen hebben?
Blijf ik nog wel zitten met de vraag, waar ik straks een nieuw horlogebandje kan kopen. Iets voor de Blokker misschien?


zondag 8 februari 2015


DE STEEN



Op een goede manier vallen is een kunst. Judoka’s en keepers worden erin getraind. Aan ouderen wordt training aanbevolen. Dat kan van pas komen bij een losse stoeptegel of bij gladheid.
Al op jonge leeftijd ontdekte ik bij mijzelf een zekere aanleg voor de valkunst. Ik liet mij zonder  mankeren uit knotwilgen vallen en, tijdens het verstoppertje spelen, van de bovenste plank in een kast. Voor een sprong van een hoog zwaaiende schommel draaide ik mijn hand niet om. Ik kon ook fraaie vallen ensceneren. Toen mijn zus eens van vakantie thuis was gekomen en haar koffer midden in de keuken had laten staan, deed ik onder de ogen van mijn moeder alsof ik met een enorme buiteling met mijn hoofd tegen de wasmachine knalde. Daarna heeft niemand ooit meer een tas van enige omvang midden in de keuken laten staan.
Dit soort ervaringen kwamen mij goed van pas als vader.
Bij het naar bed brengen van zoon A waren in een bepaalde leeftijdsfase de verstopspelletjes populair. In die tijd ontwikkelde zich een spelletje, dat we later De Steen zijn gaan noemen.
Als het bedtijd was, holde A vrolijk vooruit naar zijn kamer. Kwam ik daar even later binnen, dan lag hij midden in zijn slaapkamer opgerold onder een deken op de grond. Ik deed of ik niets in de gaten had en viel vervolgens met veel misbaar en geweeklaag over die bult.
‘Welke idioot heeft hier die steen midden in de kamer laten liggen?’, riep ik dan verontwaardigd uit. Ik schoof de steen aan de kant of tilde hem op en deponeerde het gehele pakket in een hoekje van de kamer. Daarna liep ik even de kamer uit. Wanneer ik terugkeerde lag de steen weer midden in de kamer en stootte vader-ezel zich ten tweede male aan de steen.
Ik zou dit spelletje al lang vergeten zijn, als A, inmiddels zelf vader van twee dochters van bijna vier en twee, niet deze week geappt had, dat hij De Steen met zijn oudste dochter had gespeeld. Met groot succes.
Wat een ontroerend moment!
‘Blij’, zou de jongste kleindochter zeggen. Zij deelt sinds kort de wereld, op digitale wijze, in in boos en blij.
‘Opa is boos!’
‘Nee, opa was bang dat je zou vallen’.
Lachend: ‘Opa is blij!’
‘Ja, opa is weer blij’.
Eigenlijk is het woord blij niet sterk genoeg om mijn gevoel over De Steen uit te drukken. Dit gaat evenzeer over geluk en over tevredenheid.
Het is leuk om te merken, dat zo’n eenvoudig spelletje naar een volgende generatie doorgaat. Wie weet wordt het nog verder doorgegeven. Maar dat is niet de kern.
Het is ook niet dat ik me op zo’n moment een tevreden grootvader voel, die trots is op zijn kleinkinderen. Of dat ik het gevoel heb, dat vertolkt wordt in het lied De glimlach van een kind doe je beseffen dat je leeft.
Ik voel me bovenal een tevreden vader. Een geslaagde vader.
Zoals iedere ouder dachten wij bij het opgroeien van de kinderen wel eens: wat moet dat worden? Komt dat wel goed met die jongens? Jonge kinderen hebben immers nog veel te leren. Als ze zich losmaken, doen ze dingen die je onverstandig vindt. Wat we geprobeerd hebben om over te dragen zie je op die momenten niet terug. Dat wordt blijkbaar pas zichtbaar als zij volwassen zijn en verantwoordelijkheid dragen, bijvoorbeeld als ze zelf kinderen hebben.
Grootvader worden betekent niet alleen dat je kleinkinderen krijgt. Je hebt daarnaast, in mijn geval,  opeens een zoon, die vader is. Dat doet iets in een relatie. We delen ervaringen. We komen dichter bij elkaar. Wij zijn niet alleen vader en zoon, maar ook samen vader.
Voor wie al wat langer grootouder is zijn dit soort uitspraken waarschijnlijk open deuren.
Maar jonge opa’s hebben nog veel te leren.
Met mijn kleindochters bedenk ik weer nieuwe spelletjes. Ik loop met een kind op de rug als een huppelend paard door de kamer. Plotseling blijf ik dan stokstijf naast de bank staan. Het paard wil niet meer voor- of achteruit. Het kind op de rug wacht in spanning af. Daarna val ik op de bank. 
Waarschuwing: dit spel vereist enige oefening in het vallen. Oefen bijvoorbeeld eerst zonder kind met een koffer midden in de kamer. Oefen in geen geval op een skipiste.

zondag 1 februari 2015

HET KRUISBEELD IN HET KRANKENHAUS


Vanaf de brancard zie ik alleen de bovenkant van de wereld: het systeemplafond, luchtverversingsroosters, bordjes met Röntgen en Unfälleambulanz. Ik word door lange, verlaten gangen gereden. Met een druk op een knop schuift een wand open en word ik de röntgenkamer binnengebracht. Drie medewerkers helpen mij snel en professioneel uit mijn kleren. Zelfs mijn sokken moet ik afstaan. Tot mijn verdriet, want mijn voeten zijn ijskoud. Voor ik het weet heeft een verpleger een strook borsthaar weggeschoren voor het maken van een hartfilmpje. Ik krijg een operatieschortje om, wit met groene figuurtjes. Er worden diverse röntgenfoto’s gemaakt en gegevens verzameld over stoelgang en allergieën. ZoIang ik stil lig, voel ik geen pijn. Alleen van de kou heb ik last.
Daarna lig ik eenzaam te wachten, ik weet niet hoe lang. Mijn horloge is met mijn kleren in een plastic zak afgevoerd. Er hangt geen klok. Wel ontwaar ik tussen de high-tech apparatuur een ouderwets houten kruisbeeld aan de wand. ‘Ik ben gevloerd’, zeg ik tegen het beeld. ‘Het was mijn eigen schuld, mea culpa, mea maxima culpa’.
Dan komt er een man in een witte jas binnen. Hij is lang en heeft donker haar. Kalm en voortvarend tegelijk geeft hij uitleg over de operatie van mijn Oberschenkel. Zijn Duits is goed te volgen. Hij geeft een uitputtende opsomming van alle mogelijke risico’s die deze operatie met zich meebrengt. Vanwaar deze uiteenzetting over alles wat er mis kan gaan, vraag ik me af. Wat voor juridisch getrouwtrek uit het verleden heeft tot deze sombermakende exercitie geleid? ‘Gibt es Alternative’,  vraag ik nog, meer om geen slaafse patiënt te lijken dan vanuit de hoop dat het werkelijk anders kan. Vervolgens houdt de man mij een papier voor waarop ik het vonnis kan ondertekenen. Het maakt me allemaal niet meer uit, als ik maar van mijn koude voeten afkom. Met een blik op het kruisbeeld zet ik een bibberende handtekening.

Aan het einde van de middag nemen G en ik piste nummer 3 , die beneden in het dorp uitkomt. Op een steile, ijzige plek verlies ik de controle. Ik schiet akelig snel door naar de bosrand en weet daar nog te draaien. Uit balans geraakt hel ik voorover en maak in sneltreinvaart een fraaie pirouette. Met een enorme smak beland ik op mijn rechterheup en blijf vrijwel direct liggen. Mijn ski’s en mijn stokken zijn een paar meter boven mij verweesd in de sneeuw achtergebleven. G is alweer honderd meter onder mij.
De jongeman van de Pistenrettung heeft prachtige blauwe ogen en een smal streepje helblond haar op zijn kin. Samen met de mannen van de Letzte Kontroll des Pistendienst legt hij me in één snelle beweging in de banaanvormige sneeuwbrancard. De banaan zet zich op de gladde piste direct eigenstandig in beweging. Ik glij op de donkere dennenrand af. De blauwe ogen weten nog juist op tijd het touw aan de achterzijde te grijpen.
Daarna gaan we in stervormige optocht de berg af, met mij als glanzende oranje streep in het midden. Gewikkeld in folie suis ik in de heldere vrieskou tussen de besneeuwde dennen door. De piste is verlaten en het is windstil. Ik hoor  slechts het geluid van de ski’s. Ik voel me in veilige handen. Boven mijn hoofd ziet de hemel er adembenemend mooi uit. Ik zie diepdonkerblauw naast lichter blauw en smalle, witgrijze flarden. Over alles heen ligt een oranje zweem van de ondergaande zon. Ik zou zo nog uren door willen suizen. O Täler weit, o Höhen, o schöner grüner Wald.
Beneden volgt de ontnuchtering. In het dorp word ik op een brancard in een vernederende tocht tussen de zingende en zuipende après-ski’ers doorgeduwd. Bonkende muziek begeleidt mij. Ik ben een loser die wordt afgevoerd.

In het Sankt Vinzenz Krankenhaus in Zams worden elk uur vele gevallen gewonden aangevoerd. Men opereert er in continudienst de klok rond. Inmiddels ben ik op kamer 304 van de afdeling Unfälle Männer op temperatuur gebracht. Om 21.30 uur is het mijn beurt. Het wordt mijn eerste operatie onder volledige narcose in 56 jaar. Het voelt alsof ik in een vliegtuig stap. Dat gaat bijna altijd goed, maar garanties worden niet gegeven. Men heeft het mij omstandig toegelicht.
In het voorportaal van de OperatieKamer legt een anesthesioloog mij de gang van zaken uit. Ik zal een rubberen kap over mijn neus en mond krijgen. De arts zal tot tien tellen, maar hij garandeert mij dat ik vóór de tiende tel weggezonken ben. 
Het is 30 januari 2009, 21.55 uur. Ik zie het kruisbeeld uit de röntgenkamer weer voor me. Ik hoor de zachte basstem van de arts: ‘Ein, zwei,drei, vier, fünf…’