zondag 1 februari 2015

HET KRUISBEELD IN HET KRANKENHAUS


Vanaf de brancard zie ik alleen de bovenkant van de wereld: het systeemplafond, luchtverversingsroosters, bordjes met Röntgen en Unfälleambulanz. Ik word door lange, verlaten gangen gereden. Met een druk op een knop schuift een wand open en word ik de röntgenkamer binnengebracht. Drie medewerkers helpen mij snel en professioneel uit mijn kleren. Zelfs mijn sokken moet ik afstaan. Tot mijn verdriet, want mijn voeten zijn ijskoud. Voor ik het weet heeft een verpleger een strook borsthaar weggeschoren voor het maken van een hartfilmpje. Ik krijg een operatieschortje om, wit met groene figuurtjes. Er worden diverse röntgenfoto’s gemaakt en gegevens verzameld over stoelgang en allergieën. ZoIang ik stil lig, voel ik geen pijn. Alleen van de kou heb ik last.
Daarna lig ik eenzaam te wachten, ik weet niet hoe lang. Mijn horloge is met mijn kleren in een plastic zak afgevoerd. Er hangt geen klok. Wel ontwaar ik tussen de high-tech apparatuur een ouderwets houten kruisbeeld aan de wand. ‘Ik ben gevloerd’, zeg ik tegen het beeld. ‘Het was mijn eigen schuld, mea culpa, mea maxima culpa’.
Dan komt er een man in een witte jas binnen. Hij is lang en heeft donker haar. Kalm en voortvarend tegelijk geeft hij uitleg over de operatie van mijn Oberschenkel. Zijn Duits is goed te volgen. Hij geeft een uitputtende opsomming van alle mogelijke risico’s die deze operatie met zich meebrengt. Vanwaar deze uiteenzetting over alles wat er mis kan gaan, vraag ik me af. Wat voor juridisch getrouwtrek uit het verleden heeft tot deze sombermakende exercitie geleid? ‘Gibt es Alternative’,  vraag ik nog, meer om geen slaafse patiënt te lijken dan vanuit de hoop dat het werkelijk anders kan. Vervolgens houdt de man mij een papier voor waarop ik het vonnis kan ondertekenen. Het maakt me allemaal niet meer uit, als ik maar van mijn koude voeten afkom. Met een blik op het kruisbeeld zet ik een bibberende handtekening.

Aan het einde van de middag nemen G en ik piste nummer 3 , die beneden in het dorp uitkomt. Op een steile, ijzige plek verlies ik de controle. Ik schiet akelig snel door naar de bosrand en weet daar nog te draaien. Uit balans geraakt hel ik voorover en maak in sneltreinvaart een fraaie pirouette. Met een enorme smak beland ik op mijn rechterheup en blijf vrijwel direct liggen. Mijn ski’s en mijn stokken zijn een paar meter boven mij verweesd in de sneeuw achtergebleven. G is alweer honderd meter onder mij.
De jongeman van de Pistenrettung heeft prachtige blauwe ogen en een smal streepje helblond haar op zijn kin. Samen met de mannen van de Letzte Kontroll des Pistendienst legt hij me in één snelle beweging in de banaanvormige sneeuwbrancard. De banaan zet zich op de gladde piste direct eigenstandig in beweging. Ik glij op de donkere dennenrand af. De blauwe ogen weten nog juist op tijd het touw aan de achterzijde te grijpen.
Daarna gaan we in stervormige optocht de berg af, met mij als glanzende oranje streep in het midden. Gewikkeld in folie suis ik in de heldere vrieskou tussen de besneeuwde dennen door. De piste is verlaten en het is windstil. Ik hoor  slechts het geluid van de ski’s. Ik voel me in veilige handen. Boven mijn hoofd ziet de hemel er adembenemend mooi uit. Ik zie diepdonkerblauw naast lichter blauw en smalle, witgrijze flarden. Over alles heen ligt een oranje zweem van de ondergaande zon. Ik zou zo nog uren door willen suizen. O Täler weit, o Höhen, o schöner grüner Wald.
Beneden volgt de ontnuchtering. In het dorp word ik op een brancard in een vernederende tocht tussen de zingende en zuipende après-ski’ers doorgeduwd. Bonkende muziek begeleidt mij. Ik ben een loser die wordt afgevoerd.

In het Sankt Vinzenz Krankenhaus in Zams worden elk uur vele gevallen gewonden aangevoerd. Men opereert er in continudienst de klok rond. Inmiddels ben ik op kamer 304 van de afdeling Unfälle Männer op temperatuur gebracht. Om 21.30 uur is het mijn beurt. Het wordt mijn eerste operatie onder volledige narcose in 56 jaar. Het voelt alsof ik in een vliegtuig stap. Dat gaat bijna altijd goed, maar garanties worden niet gegeven. Men heeft het mij omstandig toegelicht.
In het voorportaal van de OperatieKamer legt een anesthesioloog mij de gang van zaken uit. Ik zal een rubberen kap over mijn neus en mond krijgen. De arts zal tot tien tellen, maar hij garandeert mij dat ik vóór de tiende tel weggezonken ben. 
Het is 30 januari 2009, 21.55 uur. Ik zie het kruisbeeld uit de röntgenkamer weer voor me. Ik hoor de zachte basstem van de arts: ‘Ein, zwei,drei, vier, fünf…’

2 opmerkingen:

  1. Toen ik begon te lezen was ik heel bang dat je nu een ongeluk had gehad. Daarna zag ik je voor me met krukken op het weggetje naar Rhijnauwen. Vlug naar beneden gescrolled en ja hoor het klopte: dat was toen, 6 jaar geleden. Sommige dingen onthoud ik dus!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik heb toen je revalidatie mee mogen maken, maar over het 'moment suprême' te lezen, 6 jaar na dato, maakt het plaatje wel compleet. Ik moest weer om je stukje lachen.......die koude voeten waren eigenlijk de rode draad.... hihi...

    Trea

    BeantwoordenVerwijderen