I WAS GLAD
Woensdagmorgen begin ik te hoesten. Dat is op zich niets
bijzonders, want ik heb al maanden lang een abonnement op verkoudheid en ik ben,
zoals artsen dat noemen, bekend met irritaties
van het slijmvlies in neus en keel. Aan het einde van de middag krijg ik koude
rillingen en opeens heb ik overal pijnlijke spieren. ‘Het zal toch niet’, denk
ik. G heeft al vanaf het begin van deze week hoge koorts. Vanuit een nergens op
gebaseerd optimisme dacht ik aan de dans te kunnen ontspringen. Nu lijkt het
erop, dat ook ik voor de bijl ga. Het is tijd om de proef op de som te nemen.
Er zijn verschillende manieren om koorts op te meten. Dat
kan bijvoorbeeld heel comfortabel via het oor of het voorhoofd. Niettemin doen
wij het nog altijd met de vertrouwde staafthermometer, en dan niet gemakkelijk
onder de oksel of in de mond, maar tussen de billen. Eigenlijk is dat vreemd,
want het is een wat ingewikkeld en tijdrovend gedoe. Ik ben er ook niet echt
goed in.
De thermometer is onverbiddellijk. Ik heb 39.1 graden koorts.
Dan begint het proces van verwerken: via ongeloof, verzet en
droefheid naar aanvaarding. Ik leg me er uiteindelijk maar bij neer. Het kan de
komende dagen lijden. En ik ook.
Ons beleid met koortsende ziekten berust op twee pijlers:
goed rusten en veel drinken.
Ik begin daarom te drinken als een tempelier. Die
uitdrukking heb ik van een wijkverpleegkundige, die deze ooit bezigde toen een
van onze kinderen aan de moederborst lag.
Halverwege de avond loop ik met twee loodzware benen en een
verhit hoofd de trappen op naar de tweede etage. Daar hebben we een kamertje
dat voor dit soort gevallen van ongerief heel geschikt is. De muren en de
kasten zijn rustgevend wit. Je stoort er niemand met woelen en hoesten.
Ik probeer te slapen, maar het lukt van geen kant.
Ik moet om het half uur naar de wc, omdat ik zo overmatig kruidenthee
gedronken heb.
Erger nog is het gebonk in mijn hoofd. Alsof er continu de monotone
dreun van de meest kale house muziek doorheengaat. Zoals dj’s op die dreun
vervolgens een melodie plaatsen, komt er bij mij als ik koorts heb altijd een
melodie in mijn hoofd, op de maat van het gebonk. Ik weet uit ervaring, dat zo’n
lied mijn hoofd niet meer uit gaat en de
hele nacht door blijft dreunen.
Het kunnen allerlei deuntjes zijn, ook niet bestaande. Dit
keer krijg ik de baspartij van het vijfstemmige anthem I was glad van Henry Purcell binnen. Geen verkeerde melodie, maar
in een continue herhaling is zelfs het mooiste lied onaangenaam. Qua tempo past
het wel goed bij het gebonk. Ik schat het aantal slagen in mijn hoofd op zo’n
80 per minuut. Ook de titel zou nog passend kunnen zijn, gezien het gebruik van
de verleden tijd.
Halverwege de nacht slaap ik onrustig in, om vervolgens elk
uur wakker te worden met het gebonk van I
was glad. Misschien is het wel een speling van het lot, dat Purcell in mijn
hoofd moet komen nu ik koorts heb. Purcell hield er als rechtgeaarde Engelsman
van om een biertje te drinken met zijn vrienden in het café. Ik weet niet of op
hem de term tempelier van toepassing kan zijn. Zijn vrouw vond in ieder geval
dat hij vaak te laat thuis kwam. In een winternacht was zij het zo zat, dat zij
deur afsloot. Poor Henry moest de nacht buiten in de vrieskou doorbrengen. Hij kreeg
flinke koorts en liep een longontsteking op, waaraan hij zou overlijden, 36
jaar oud. Hij had nog zoveel mooie muziek kunnen schrijven.
Gelukkig had Purcell toen al wel zijn kameropera Dido en Aeneas geschreven....
BeantwoordenVerwijderen