zondag 13 oktober 2013


DON’T STOP

 
De popgroep Fleetwood Mac is weer bij elkaar. Onlangs was er een optreden in het Ziggo Dome in Arnhem. Ik hoorde een dag ervoor een overjarige fan in het Radio 1 Journaal die  ‘helemaal gek’ werd van het vooruitzicht van het concert.
Gisteravond zag ik op tv een documentaire over Rumours, het legendarische album uit 1977 waaraan Fleetwood Mac zijn roem te danken heeft. Tijdens de opnamen van de elpee lagen de twee stellen binnen de band in scheiding. Dat kan mooie muziek voortbrengen. Bill Clinton gebruikte in 1992 het nummer Don’t stop in de verkiezingscampagne, waarmee hij de populaire president George Bush sr. versloeg.

Rumours  was een van mijn favoriete elpees aan het eind van de zeventiger jaren. Ik danste vaak op Don’t stop door mijn studentenkamer aan de Oude Kamp. Verder zie ik beelden voor me van een groot feest in een duister Nijmeegs kraakcomplex, waar het nummer de hit van de nacht was.
Maar het meest blijft Don’t stop voor mij verbonden met een avond eind maart 1981 in Ons Centrum in Driebergen. Demosthenes, de nederlandse vereniging van stotteraars, vierde dat weekend het 25-jarig bestaan. De zaterdagavond was gereserveerd voor een feestelijk samenzijn. Enkele maanden  tevoren hadden Jules van der Staaij, Elisabeth Fetter en ik de koppen bij elkaar gestoken. Het leek ons een goed idee om de ernst van de Demosthenesleden, die immer op zoek zijn naar het einde van eigen en andermans ellende, te doorbreken met wat cabareteske humor en zelfkritiek.
De voorbereiding werd één uitbarsting van creativiteit. Binnen korte tijd schreven we een programma van meer dan een uur bij elkaar. Hoewel geen van ons drieën ervaring had met cabaret, schroomden we niet om al onze bedenksels op het toneel uit te voeren. We geloofden in wat we bedacht hadden.
De voorstelling sloeg in als een bom. De honderd aanwezigen bleven tot het einde geboeid.
Die avond ervaarde ik voor het eerst hoe het is om op te treden.
De aanvankelijke bedoeling om eenmalig een uitvoering te geven bleek niet houdbaar. Al snel werden we voor meer optredens gevraagd. Er kwam belangstelling van de pers, want stotteraars die cabaret maken is nieuws. Er werd een film gemaakt over stotteren, waarin ons cabaret, inmiddels Groen en Geel genaamd, de hoofdrol speelde. Er volgden radio- en tv-optredens. We gingen over de grens naar Belgie en voerden voor een duits gezelschap een vertaalde versie van ons programma uit.
‘Is dat nu niet eng om als stotteraar op het toneel te staan?’, was een vraag die we vaak kregen voorgelegd. De crux van het succes, was dat een optreden minder angst inboezemde dan het bestellen van een brood bij de bakker. Stotteren hoorde bij het optreden, stotteren mocht. En als het mag, dan ben je er niet bang voor en dan stotter je bijna niet. Het meeste gestotter op het toneel was, paradoxaal genoeg, nagemaakt. Dat was de reden voor de jury van het cabaretfestival Valt er nog wat te lachen, onder leiding van Hans van Willigenburg, om ons in de finale slechts een vierde plaats toe te kennen. Groen en Geel zou het elf jaar volhouden.

Terug naar maart 1981. We speelden onze emoties uit, we werden geïnspireerd door onze ervaringen. Zo zongen we onszelf moed toe op de melodie van Don’t Stop van Fleetwood Mac en op een tekst van Elisabeth:

Als je vindt, dat je niet perfect bent
Als je altijd naar anderen kijkt
Als je loenst, stottert of hinkt
Als je zielig bent en oh zo zeikt
Refrein:
Weg, weg, weg met die bezwaren
Weg, weg, weg met die flauwekul
Probeer nu eens moed te vergaren
Schijt aan alles, je bent geen nul.

Daarna nam Jules op de piano de gitaarsolo van Lindsey Buckingham over.
Don’t stop is een mooi adagium voor stotteraars. Je kunt het motto op twee manieren opvatten.
Met dank aan Fleetwood Mac.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten