MIJN ASBESTCRISIS
Het is opvallend, dat de woorden as en best in
samenstelling met elkaar de aanduiding vormen voor een brandwerende stof.
Asbest is sterk, slijtvast en bovendien goedkoop. Hoewel al in de jaren dertig
van de vorige eeuw bekend was dat blootstelling aan asbestvezels een risico
vormt voor de gezondheid, is de grondstof nog lange tijd gebruikt. Met name in
de zeventiger jaren nam het gebruik van asbest in de bouw een hoge vlucht.
Ik werkte van september 1973 tot mei 1974 in de werkplaats van
aannemer Versteegen in Montfoort.
Versteegen had ooit voor de KVP in de gemeenteraad gezeten.
Daarna mocht hij de polders rond Montfoort volbouwen met keurige
doorzonwoningen, voorzien van centrale verwarming. Vanwege de toegenomen
brandveiligheidseisen diende de CV-ketel op zolder afgeschermd te worden. Daartoe
fabriceerden wij in de werkplaats drie schotjes van vurenhouten latten en
asbestplaat. De constructie leek op een soort laag uitgevallen kledingscherm.
De asbestplaten zaagden we zelf. De chef van de werkplaats rekende uit, op
welke wijze er zoveel mogelijk stukken uit één plaat gezaagd konden worden. Dat
was economisch en daar had hij voor doorgeleerd.
Enig besef, dat het materiaal niet zo goed was voor de
gezondheid was er wel. Als we asbestplaten zaagden, dan stonden alle deuren van
de werkplaats open om het vrijkomende stof zo snel mogelijk te laten
wegtrekken. Desondanks hing er na het zagen van één plaat al een grijze,
stoffige lucht. Zo heb ik indertijd heel wat asbestvezels ingeademd.
Een decennium later kwamen de eerste verontrustende
reportages in de media over de gevaren van asbest. Over de werknemers van een
asbestfabriek die na jaren longvlieskanker kregen. Niet gewaarschuwd voor de
ernstige risico’s voor hun gezondheid hadden zij zelfs hun tuinpaadjes
volgestort met asbestafval. Ik verdrong die verhalen.
In de negentiger jaren kwam ik bij het afbreken van de serre
van ons huis een aantal asbestplaten tegen. Bij de sloop braken er hier en daar
nog stukken af. Ik wist dat ik voorzichtig moest zijn, maar het was voor mij
geen aanleiding om de werk subiet te stoppen, de omgeving af te zetten met
rood-witte linten en de hulpdiensten te waarschuwen. Ik mocht de stukken gewoon zelf bij het
afvalscheidingsstation afleveren. Als het materiaal maar keurig in plastic
zakken was verpakt.
Pas toen er in de zomer van 2012 een asbestcrisis in de wijk Kanaleneiland
ontstond en de gezondheidsrisico’s in de media breed werden uitgemeten sloeg
mijn houding van ‘het zal wel meevallen’ om in grote bezorgdheid. Vooral het
gegeven dat asbestkanker zich pas na jaren openbaart en dat het een stille
sluipmoordenaar is, hakte er in. Ik schoot helemaal door naar de andere kant en
dacht bij alles wat ik voelde, dat de eerste symptomen van de kanker zich
aandienden. Asbestkanker is niet te genezen, dus ik voelde niets meer of minder
dan de voortekenen van het naderende einde.
Niettemin duurde het nog enkele maanden voor ik naar de
huisarts ging. Ik vond dat ik een duidelijke klacht moest hebben. Die vond ik
in een lichte pijn achter het borstbeen. Het was niet zozeer deze pijn, alswel
het woord asbest, wat de huisarts deed besluiten om mij direct door te sturen
voor een longfoto. De uitslag kwam binnen het uur: de longen zien er nu normaal
uit. Dat was een hele geruststelling.
Hodie mihi cras tibi (vandaag
ik, morgen jij) is een spreuk die je nog wel eens op een begraafplaats
tegenkomt. De doden laten ons met holle lach weten: ‘Denk maar niet dat jìj er
aan zult ontsnappen!’. Het gezegde moet
ons herinneren aan onze eigen eindigheid.
Het is wel eens goed om daarbij stil te staan. Op het moment
dat ik de dreiging voelde vond ik dit besef echter alleen maar verschrikkelijk.
Toen de opluchting voorbij was en het leven weer zijn normale loop had genomen,
was het bewustzijn van de sterfelijkheid opnieuw een kwestie van weten en niet van
voelen.
Totdat ik dit voorjaar opeens 4 kilo lichter was. Terwijl ik
al vanaf mijn 20e jaar constant 68 kilo weeg, gaf de weegschaal plots
64 aan. Dus toch maar weer even naar de huisarts. Je weet maar nooit.
Zo blijven we bezig. Tot het niet meer hoeft.
Ik mis de mogelijkheid om te 'liken' :)....anders had ik dat gedaan :) Trea
BeantwoordenVerwijderen