BARMHARTIGHEID
Ik moet het eerlijk bekennen. De tijd heugt mij niet dat ik voor het
laatst een daad van barmhartigheid heb verricht. Dat iemand mij complimenteerde
met mijn barmhartigheid. Of dat ik ’s avonds in bed lag en met een groot gevoel
van tevredenheid kon vaststellen, dat ik me die dag weer eens van mijn meest
barmhartige kant had laten zien.
Hoe vaker ik het woord schrijf, hoe meer ik overigens ga twijfelen over
wat barmhartigheid nu werkelijk inhoudt.
Barmhartig wordt in Van Dale omschreven als: medelijden hebbend,
genadig. Het gaat over compassie, liefdadigheid en de behoefte om hulp te
verlenen aan de mens in geestelijke of lichamelijke nood. Kortom, goed doen in
sociale zin.
Als ik dit zo lees heb ik gelukkig nog wel wat barmhartigheid in huis.
Deze week heb ik onze poes, die heel blasé zijn verfijnde en peperdure
vleesgerecht had laten staan, een soort leverpastei dat wij vijftig jaar
geleden op ons brood aten, geen schop voor zijn kont gegeven, maar
vergevingsgezind opnieuw een bordje met een andere delicatesse voorgezet.
De directeur die mij wilde ontslaan en mij tegen alle regels in wilde
afschepen met een fooi is voor mij nu een hardwerkende man, die vecht voor het
voortbestaan van zijn instelling.
Ik kan dus best barmhartig zijn. Nu ik de betekenis goed ken, zie ik
dat er eigenlijk elke dag wel momenten van barmhartigheid zijn. Ik heb het veel
meer in mij dan ik zelf ooit beseft heb. Sterker nog, je zou kunnen zeggen, dat
mijn leven in het teken staat van barmhartigheid. Van jongs af aan heb ik gegeven
aan de missie en andere goede doelen. Ik heb een tijdlang medelijden gehad met
arbeiders. Vervolgens heb ik mijn hele loopbaan in de geestelijke
gezondheidszorg gewerkt.
Bovendien weet ik goed wat genade is.
Als ik vroeger op het schoolplein een ruzie op fysieke wijze had
beslecht en als overwinnaar boven op een ander kind zat, met mijn handen stevig
zijn polsen tegen de grond duwend, liet ik hem daarna straffeloos gaan, maar
niet dan nadat hij mijn lesje woord voor woord had herhaald: Genade – Chocolade; Citroen – Ik zal het
nooit meer doen.
Ik bevind mij hierbij in een goede familietraditie. Een neef van mijn
vader, dr. Henri van Rooijen O.S.C., is er in de vorige eeuw in geslaagd om een
boek van 148 pagina’s vol te schrijven over De Genade, nu een standaardwerk
over dit onderwerp in het Nederlandse taalgebied.
Ik zal daarom niet versagen, nu de paus deze week een Buitengewoon
Heilig Jaar heeft geopend, dat in het teken zal staan van de Barmhartigheid.
Een Heilig Jaar of Jubeljaar in de katholieke kerk heeft als doel om
extra aandacht te vragen voor een thema. Vaak is het voor de kerk ook een
manier om geld te verdienen. Ooit werd er eenmaal per vijftig jaar zo’n Heilig
Jaar gevierd. In de vorige eeuw was dat al een keer in de vijfentwintig jaar.
Paus Franciscus gooit er nu nog een schepje bovenop. Hij heeft het tempo van
deze tijd goed aangevoeld. We worden uitgenodigd om door de Heilige Deur de St.
Pieter te betreden. Daarmee kunnen we voor onszelf of voor anderen een aflaat
verdienen, een kwijtschelding van de straf voor de zonden. Om het ons makkelijk
te maken mogen we godzijdank ook de Augustinuskerk in Utrecht binnenlopen.
Het Jubeljaar lijkt mij een goede reden om een persoonlijk actieplan
Barmhartigheid op te stellen.
Ik denk er bijvoorbeeld aan om niet meer kwaad te spreken over
dirigenten die verkeerde keuzen maken. Ik zal geen stompen meer uitdelen aan
fietsende middelbare scholieren, die mij in rotten van vier de berm inrijden.
Ik ben ook niet van plan de brandslang te richten op onze achterburen als zij
weer eens voor de vijfde keer in één week een disco-met-openstaande-deuren
houden.
Omgekeerd hoop ik dat anderen zich liefdevol over mij zullen ontfermen,
mocht ik eens van het rechte pad zijn afgeraakt.
Ik roep bij deze iedereen op om het offensief van Barmhartigheid te
volgen. Anders verdwijnt met het toenemend individualisme niet alleen het woord
barmhartigheid, maar ook de deugd zelf.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten