dinsdag 26 februari 2013


GEPIMPTE TUINKABOUTER

 

Berlusconi is terug, tot verbazing en afgrijzen van velen. Hoe kan het dat er zoveel mensen stemmen op een schaamteloze flapuit, een oude seksist, een mooiprater, die de wetten aan zijn laars lapt? Waarom haalt hij nog 50% meer stemmen binnen dan de protest-leider Grillo?

Toen wij najaar 2007 in Rome waren trok een wijd verspreid affiche onze aandacht. Het was een oproep voor een politieke manifestatie met diverse sprekers, waaronder S. Berlusconi. Italianen houden van een levendig debat, ze zwaaien met vlaggen en komen massaal de straat op om hun onvrede te uiten. Omdat wij dat in Nederland niet zo veel meer meemaken, liepen wij naar het manifestatieterrein in een park ten zuiden van het Colosseum. Van de organiserende partij hadden we nog nooit gehoord. (Een week later zagen we thuis op Internet dat het de jongerenafdeling van de MSI was, de opvolger van de partij van Mussolini). Van een levendig debat of protest was overigens geen enkele sprake. Er ontstond alleen enige beroering toen er een groep veiligheidsmensen tussen een haag van achteruitlopende cameraploegen het manifestatieterrein opkwam. Daartussen bleek onze gepimpte tuinkabouter te lopen. Hij is zo klein, dat hij pas zichtbaar werd, toen hij op het podium werd gezet. Daar liet hij zich geheel ontspannen, als de vader des vaderlands, met een grap en een grol, interviewen over de benarde economische situatie van de italiaanse jeugd. De toeschouwers luisterden ademloos en vol vertrouwen.

Italianen, zo is het beeld, zijn extravert, emotioneel, gericht op het uiterlijk. Als ze met elkaar praten, lijkt het of ze ruzie hebben. Zij willen opvallen en er mooi uitzien. De decolleté’s zijn er dieper dan elders. De grafmonumenten zijn er groter en protseriger. De aria’s worden met meer emotie gezongen en na een aria springt het publiek applaudiserend op. Zelfs een mis van Puccini of het Requiem van Verdi klinkt als een opera.
Officieel zijn Italianen katholiek. Er gaan nog steeds jonge mannen het klooster in en priesters lopen in Italie in hun soutane over straat. In Rome kan je jaarkalenders kopen met zwart-wit foto’s van aantrekkelijke, jonge priesters. Je kunt in Italië nog biechten. Ik zag eenmaal een stel nonnen in de rij geknield voor de biechtstoel (en ik dacht: wat hebben die daar te zoeken?). De meeste Italianen gaan echter niet meer naar de mis of ter biecht. Ze nemen het met de regels van kerk en staat niet zo nauw.
Bijgelovig zijn de inwoners van Italie zeker.  In iedere kerk is er wel een beeld van een heilige dat gekust moet worden om onheil af te wenden of een hoekje waar de foto’s van overleden kinderen, verongelukte wielrenners en motorrijders, tezamen met de gedragen helm, als gedenkteken aan de muur hangen.
Sportfanaten zijn het ook. Als het Italiaanse voetbalelftal speelt, is het, behalve in Süd-Tirol, overal uitgestorven op straat. Ze doen er alles voor om te winnen. De kennis over doping is tot wetenschap verheven.

Als deze beelden kloppen, dan is Berlusconi, met zijn schone schijn, gesjoemel, sport en porno, de meest italiaanse man die er bestaat. En dan moeten we ons niet verbazen, dat er velen op deze man gestemd hebben.
Elk volk kiest de leiders die erbij passen, hoe zeer ook het buitenland, de financiele markten of Brussel dit anders zouden willen. De Europese Unie heeft eenmaal gedaan gekregen dat er een technocraat als regeringsleider werd aangesteld. Dat was tot voor enkele jaren geleden ondenkbaar. Het zal voorlopig een uitzondering blijven. Als je zaken wilt doen met Italie, krijg je met Berlusconi-achtige leiders te maken.

donderdag 21 februari 2013


GROETEN UIT GUARDA

 
Als ik uit het raam van het hotel kijk, zie ik een besneeuwde helling waarover diagonaal een wandelpad loopt. Bovenop de helling staat een rij kale naaldbomen. Daarachter ligt een bergrug waarvan de witte toppen, nog net beschenen door de late middagzon,  afsteken tegen een helder blauwe lucht.
G en ik vermaken ons deze week in de sneeuw in Guarda, een plaats in Oost-Zwitserland waar men Raeto-Romaans spreekt. Je wordt hier welkom geheten met Bainvignü. Alsof je een Duitser Italiaans hoort spreken. De taal is Zuid-Europees en het weer is veelal zonnig zuidelijk. In cultureel opzicht daarentegen heerst hier de Duitse Gründlichkeit und Ordnung. In deze enclave van de Europese unie komen Noord- en Zuid-Europa elkaar tegen.
Guarda is een klein dorp, gelegen op een zuidelijke helling op 1650 m hoogte. Op de gele en bruine gevels van de 17e eeuwse boerderijen zie je versieringen, spreuken en trompes d’oeuils. Dat noemen ze sgraffiti. Auto’s kom je er in de smalle straatjes niet tegen, winkels, reclames en vertier al evenmin. Hier wordt wintersport in stilte bedreven. Wandelend in de bergen hoor je alleen je eigen voetstappen, een sluiting van de rugzak die meetikt met de beweging, soms een piepend geluid als de punt van de wandelstok uit de sneeuw wordt getrokken.
Wij verblijven in hotel Meisser, al evenzeer een bolwerk van traditie als het dorp en een combinatie van stijl en zuinigheid. Het is keurig ingericht – zo’n vijftig jaar of langer geleden. Kroonluchters beschijnen de houten lambrizering in de eetzaal. Het bestek is van zilver en de naam van het hotel is in het damasten tafellaken geweven. De kaalgesleten plekken in het fraaie tapijt op de trap verraden jarenlang gebruik.
We hadden een eenvoudige hotelkamer geboekt. Omdat deze niet de gehele week beschikbaar was,  hebben we een kamer toegewezen gekregen aan de overkant van de straat, in zo’n oude, versierde boerderij. De entree is eeuwenoud: een vloer met brede planken, een lage zoldering, smalle deurtjes links en rechts en een steile trap omhoog. Op de 2e etage, onder de nok, waar eerst de hooizolder was, gaat een deur open naar een zeer luxueuze suite van enorme afmetingen. Tussen het woongedeelte en de badkamer en tussen de keuken en het slaapgedeelte kunnen we hier aardig wat meters maken. De wandelvakantie strekt zich tot binnen uit. Het voordeel is dat er genoeg ruimte is om de vochtige wandelkleding uit te hangen. Ook de scheetjes van de Zwitserse Raclette lossen hier snel op.
In de bergkamer hangt achteloos de prijs van deze suite aan de muur:  400-500 euro per nacht op basis van halfpension. Sinds wij de wijnkaart hebben gezien, met diverse gerenommeerde wijnen van boven de 100 euro, kijken we hier nergens meer van op.

Vandaag wandelden we op onze sneeuwschoenen met een groepje onder leiding van de gediplomeerde berggids André naar een naamloze stapel stenen op zo’n 2400 meter. In het begin is het even wennen aan die dienbladen onder je voeten. Maar als de sneeuw dikker wordt blijkt hoe handig ze zijn. Het Schneeschuhwandern heeft twee verschillende kanten. Omhoog loop je eerst over gebaande paden, hogerop maak je slalommend door de Tiefschnee op de alm je eigen weg. Dit is het meest inspannende deel van de tocht. Omlaag loop je gewoon via de kortste weg de berg af. Je zet eerst je ene hak in de sneeuw, daarna de andere en schuift zo omlaag. Je moet er enig lef voor ontwikkelen, maar als dat is gelukt, loop je heerlijk ontspannen immer gerade aus de helling af. Je moet niet stil blijven staan, want dan zak je tot je knieën of meer in de sneeuw. Kom je vast te zitten, dan duik je voorover in de sneeuw om je benen weer los te wrikken. Zo valt er steeds wat te beleven.
Voor onze veiligheid hoeven wij niet te vrezen. Ieder van ons draagt een pieper. De gids heeft uitgelegd hoe je een signaal moet uitzenden als iemand bedolven is onder een lawine. Het is iets met drie maal kort indrukken of éénmaal drie seconden lang indrukken. Dat heb ik nog niet goed begrepen. Ik hoopte dus maar dat André niet bedolven zou raken. Ik had vandaag de verantwoordelijke taak om peilstok en schepje mee te sjouwen, noodzakelijke instrumenten om iemand die onder de sneeuw ligt uit te graven. Ik had voortdurend zin om mijn schepje uit te proberen.
Onderweg legde André het verschil uit tussen een spoor van een edelhert en dat van een ree. Verder zagen we een braakbal van een vale gier en het toilet van een das. Het woord van de dag was Losung (uitwerpselen). We kennen nu niet alleen de vorm, maar ook de structuur van de Losung van alle wilde dieren in het Engadin-dal.
Morgen gaan we weer op pad.

woensdag 13 februari 2013


DEBUUT

 
Op zondag 9 juni 1985 stond ik ‘snachts om 01.30 uur buiten voor het Militair Hospitaal in Utrecht te wachten op een taxi. Ik was zojuist voor het eerst vader geworden. Ergens in het gebouw achter mij lag in een couveuse een wurmpje met een grote rode vlek op zijn hoofd. Het was erg stil op straat. Ik stond daar alleen. Het vaderschap drong nog niet tot mij door.
Een jaar of zeven later stond ik regelmatig op de zaterdagmorgen langs het voetbalveld. Met mij stonden er nog zo’n 10 mannen, 10 vaders, langs de lijn naar hun zoontjes te kijken. Vader zijn betekende je zoon aanmoedigen bij het voetballen. Ik voelde me toen meer vader dan ooit.
Op vrijdagavond 1 februari 2013 had ik weer zo’n vadermoment. Het was opnieuw bij een voetbalwedstrijd, nu bij het eredivisieduel RKC-Heerenveen in Waalwijk. Ik zat in een uithoek van het kleine stadion temidden van zo’n 7000 toeschouwers en een hoop lawaai.  Ik was er weer als vader. Zoon A zat als reservekeeper op de bank bij RKC.
Diep in de tweede helft bleef mijn blik hangen bij de hoge bomen die in het oosten boven de lage tribune uitrijzen.  In de luwte van het stadionlicht stonden de bomen er schitterend en sprookjesachtig bij, als een oase van rust boven de drukte op de fel belichte grasmat beneden. Op dat moment zwelde het rumoer in het stadion aan. De keeper van RKC, Jeroen Zoet, had een penalty veroorzaakt en werd met een rode kaart het veld uitgestuurd. Dat kon maar één ding betekenen. A zou zijn debuut in de eredivisie maken. Mijn hart sloeg direct een versnelling hoger.
Het duurde nog een lange tijd, eer hij in een wit-grijze outfit voor de dug-out aan de zijlijn verscheen. Hij zag er breed, lang en fors uit. Was dat mijn zoon, daar beneden in die arena vol licht en geluid? Was dit werkelijkheid? Van een afstand, in een stadion of op tv,  zien voetballers er steeds hetzelfde uit. Het zijn half anonieme mannen met gespierde benen en bezwete hoofden. Zo zag ik voetballers toen ik jong was, zo zie ik het ook nu vaak. Het lijkt soms nog steeds alsof die mannen op het veld ouder zijn dan ik. Als ik de spelers na afloop van een wedstrijd tegenkom en van dichtbij zie, zijn het opeens jonge jongens, ook al dragen ze het door de club voorgeschreven pak met stropdas.
De reservekeeper van RKC, met het rugnummer 22, zag er behalve fors, ook enigszins breekbaar uit.
Hij moest namelijk direct aan de bak voor het keren van de strafschop. Het leek alsof het lopen van de middenlijn naar het doel heel lang duurde.
Het kan mij niet heugen, dat een keeper die koud en niet-ingespeeld van de bank komt, een strafschop gestopt heeft. Bovendien was de technisch begaafde, Servisch voetballer Filip Djuricic de tegenstander in dit psychologische spel. Djuricic wachtte zo lang dat hij in een fractie van een seconde zag welke hoek A in gedachten had en schoot slim en genadeloos in de andere hoek.
Toen er weer was afgetrapt kwam bij mij weer het dubbele gevoel dat ik zo vaak heb als A een wedstrijd keept. Enerzijds hoop ik dat het spel zich niet teveel voor zijn doel afspeelt, zodat de kans klein is dat hij een doelpunt moet incasseren. Anderzijds hoop ik dat er eens een tegenstander een lekkere bal op het doel schiet, waardoor A kan laten zien wat hij kan.
De Rooms-Katholieke Combinatie ging in de laatste minuten wanhopig op zoek naar de verdiende gelijkmaker, dus Heerenveen kwam weinig in de buurt van A. Eenmaal redde hij knap door zich manmoedig voor de benen van de doorgebroken Kums te werpen. In blessuretijd kwam er toen nog onverwacht een kans om zich te onderscheiden en een plaats te verdienen in de voetbaloverzichten van dat weekend (Is dat wat vaders willen? Wil je als ouder dat je kind bereikt wat je zelf niet hebt kunnen bereiken?). Keeper A ging mee naar voren toen RKC nog een laatste corner kreeg.
Het speelde zich af bij het doel dat ver van mij vandaan was. Ik zag zijn witte shirt in een melée van 19 andere spelers. Tussen het geelblauw van RKC en het zwart van Heerenveen leek hij als een exotische vogel tussen een troep duiven en kauwen. Mijn adem stokte, toen ik zag dat de bal met een strakke boog richting het hoofd van A ging.
In zijn jonge jaren heeft A op alle posities gespeeld. Hij voelde zich heel verantwoordelijk en was overal op het veld te vinden. Ooit maakte hij 8 doelpunten tegen VVIJ. Ik heb echter nooit gezien, dat hij koppend uit een voorzet gescoord heeft.
Hij kreeg deze bal daadwerkelijk op zijn hoofd. De bal ging in de richting van het doel maar was net te hoog om onder de lat te vallen.
Na het laatste fluitsignaal schuifelde de ontevreden en mopperende massa supporters heel traag over de betonnen trappen het stadion uit. Temidden hiervan was er tenminste één toeschouwer, die nog nagloeide van  opwinding en trots, een vader.

vrijdag 8 februari 2013



MOOIE MUZIEK

 
Radiozenders laten hun luisteraars regelmatig vertellen, wat zij de mooiste muziek vinden. Daar wordt dan een top 400 of een top 2000 van samengesteld. Een handige vorm van marktonderzoek. Je bindt luisteraars aan je programma en je weet wat je de rest van het jaar moet draaien om je luisteraars te behouden.
Programmamakers zijn overigens niet alleen geïnteresseerd in wèlke muziek men het mooiste vindt. Ze willen ook weten, waaròm. Het blijkt nog een hele klus om dat goed uit te leggen. Als het over populaire liedjes gaat, dan hoor je antwoorden als:
‘het is een lekker opgewekt nummer, ik word er altijd zo vrolijk van’
‘ik vind het gewoon een goed nummer, het gaat door merg en been’.
Andere liefhebbers verklaren hun waardering voor de muziek vanuit hun eigen ervaringen.
‘Ik zat op de Brouwersdam in Zeeland naar de ondergaande zon te kijken, mijn relatie was net vier weken daarvoor uitgegaan, en toen hoorde ik dit nummer voor het eerst’.
Op welke wijze mensen hun waardering ook uitleggen, het lijkt er altijd om te gaan dat de muziek bij hen een bepaalde emotie heeft geraakt.

In de klassieke muziek is dit al niet anders. Je komt in deze muzieksoort wel meer gestudeerde explicateurs tegen. Mensen die veel meer woorden gebruiken om uit te leggen, waarom een bepaalde uitvoering mooi is. Zoals bijvoorbeeld op zondagmiddag op Radio 4 in het programma Discotabel.
Hierin bespreekt een steeds wisselend panel van muziekjournalisten, musici en muziekwetenschappers nieuwe en oude muziekopnamen, onder leiding van presentator Hans Hafmans, de Jack van Gelder van de klassieke muziek.
Dat de ene uitvoering mooier is dan de andere, wordt door de panelleden onderbouwd met verwijzingen naar de dynamiek, het tempo of de ‘frasering’. Soms zijn het speciale details, zoals ‘een mooie houtblazersectie’, een goed gebalanceerde opname of een mooie concertzaal (‘lijkt me de Wigmore Hall in Londen’). Het meest doorslaggevende argument, het argument dat het steeds weer wint van alle andere argumenten is, dat ‘musici hier hun eigen verhaal vertellen’. Welk verhaal er wordt verteld, is mij vaak niet duidelijk.
De panelleden weten niet alleen veel van muziek, maar ook van de geschiedenis, van de tijdgeest en niet in de laatste plaats van de persoonlijkheid van de componist. Dat zijn kennelijk onmisbare elementen om te kunnen duiden of de uitvoering van de muziek ‘mooi’ is. Zo liet dirigent Jan-Willem de Vriend onlangs in Pauw en Witteman weten, dat de snelle strijkersnootjes aan het begin van de 9e symfonie van Beethoven verwijzen naar een 19e eeuwse voorloper van een asfalteermachine die toenterijd het geluid op straat in Wenen beheerste.
Afgelopen jaar was ik tijdens het festival Oude Muziek in Utrecht bij een uitvoering van Zelenka’s Missa Omnium Sanctorum. Ik was diep onder de indruk van de pracht van dit werk. Via YouTube leerde ik daarna nog veel meer missen en andere vocale werken van Jan Dismas Zelenka kennen. Alleen al de naam van de componist vind ik intrigerend. Zelenka was een tijdgenoot van Bach. Hij werkte in Dresden, Bach in Leipzig. Zelenka was katholiek, Bach protestant.
Waarom vind ik de muziek van Zelenka zo mooi? Hierbij geef ik mijzelf het podium om in enkele regels uit te leggen, wat er zo mooi aan is.
“Het zijn fraaie harmonieën, een afwisseling van koorzang en solozang. Allerlei emoties komen langs, smart, opgewektheid, toewijding. Bovenal sprekt het tempo mij aan. Zelenka is Bach op 45 toeren. Er zit een energie in, een drive, en een opgewektheid zelfs als de toonsoort in mineur staat”.
Moet ik verder zoeken welk verhaal hier wordt verteld? Duiken in de persoon van Zelenka?
Ik stop met verklaren en uitleggen.
Ik vind Zelenka gewoon mooi. Ik word er vrolijk van. Nooit gedacht dat ik  van een katholieke mis nog eens vrolijk zou worden.
Et  unam sanctam catholicam et apostolicam ecclesiam! Tafels en stoelen aan de kant!
Luister zelf maar.

vrijdag 1 februari 2013


Figurant

 
Van Muziekcentrum Vredenburg ontvingen we een bijzondere mail. Of we ons op wilden geven als figurant voor de opvoering van de musical de Jantjes op 2 februari in de Rode Doos.
Ik heb weinig met musicals. Ik heb Chicago gezien, toen we in 2001 in New York waren en enkele jaren geleden Les Misèrables in Rotterdam. In muzikaal opzicht is er van deze voorstellingen niets blijven hangen. Ik kan niet zeggen, dat ik me verveeld heb, maar de uitdrukking veel geschreeuw, weinig wol  dringt zich nadrukkelijk op.
Het muziekcentrum zoekt 1 mannelijke en 1 vrouwelijke figurant. Zij zullen worden ingezet als bezoeker in het café of als voorbijganger op de Oostelijke Handelskade, waar het schip met de Jantjes naar de Oost zal vertrekken. Het bericht vervolgt:  ‘De figuranten zullen geen tekst hebben, maar krijgen wel de kans om in een professionale musical op te treden en zullen daar de eeuwige roem voor krijgen. Wie wil er nou niet samen met Willeke Alberti in een voorstelling staan’.
Dat je geen tekst hebt, vind ik toch jammer. Als figurant zou ik zo graag één zin willen zeggen (‘Hé blauwe, breng je een aap voor me mee?’) of tenminste willen meeneuriën met In de Jordaan.
Kortom, genoeg redenen om de mail van het muziekcentrum te deleten.
Toch was ik meteen geïnteresseerd.
Ooit zong ik samen met kompaan Th. de liedjes uit de Jantjes in bejaardentehuizen en op feesten en partijen. Wordt nooit verliefd en Nou tabeh dan gingen er in als God’s woord in een ouderling. Met beider echtgenoten zagen we rond ’98 een voorstelling van de Jantjes in het roodpluchen Gooiland Theater in Hilversum. We zaten op de achterste rij van het balkon. Het was  voor het eerst dat ik erover dacht om een toneelkijker te kopen.
Zou het dan toch niet aardig zijn om zo’n voorstelling van achter de schermen mee te maken? Als ik wacht tot ik later groot ben, dan is mijn kans voorbij. Stel je toch eens voor dat ik naast Willeke Alberti in de coulissen zou staan! Ik zou heel zachtjes in haar oor zingen:
Spiegelbeeld, vertel eens even
Ben ik net zo oud als jij?
om daarna mezzoforte te vervolgen
‘k Ben wel jong, maar ik ben toch  
Niet zo jong meer als ik was.
Figurant word je niet zomaar. Voor deze rol moet je aan de volgende eisen voldoen:
-       ‘West-europees uiterlijk
-       Leeftijd: 50-65 jaar
-       Normaal postuur
-       Lengte: 1.70 – 1.85m’.
Jammer voor de geboggelden, dacht ik, maar dit zou wel eens mijn kans kunnen worden.
‘De figurant met de meest originele motivatie zal op 2 februari meespelen’, zo vervolgt het mailbericht. Tja, wat kan ik daarop bedenken, vroeg ik me af. Dat ik zelf de liedjes gezongen heb? Dat een docent aan de Toneelacademie Amsterdam mij ooit gezegd heeft dat zijn studenten nog heel wat van mij kunnen leren? Dat ik de pet van Ome Do kan opdoen? Dat ik 25 mensen op de been kan brengen die allemaal zullen komen kijken als ik meespeel? Het leken mij geen van alle doorslaggevende argumenten.
Ik sprak erover met G, terwijl we een linzenschotel naar binnen werkten. Ik dacht eraan, dat de figurant geen tekst heeft en ik zei: ‘ik heb ooit gedroomd, dat ik met Willeke Alberti in een musical stond en dat ik toen mijn tekst kwijt was en geen woord kon uitbrengen’.
‘Echt waar?’, vroeg G.
Die droom heb ik dus als motivatie tezamen met een recente foto naar het Muziekcentrum gestuurd. Ik was er tevreden over.
Maar ik heb er niets meer van gehoord.
Ik denk dat ik het maar eens bij de opera ga proberen. Ik begin eerst bij Mozart. Daarna zien we wel weer verder.