HET WASSENDE WATER[i]
Watermanagement. Wij Nederlanders staan er wijd en zijd om
bekend. Is er ergens ter wereld een dijkdoorbraak of overstroming, dan wordt
Nederlandse expertise ingevlogen. Wij zijn groot geworden in de strijd tegen
het water. Een deel van ons land ligt onder het zeeniveau, tot verbazing van
niet-Nederlanders. Alle prognoses over de stijgende zeespiegel, die ervoor zal
zorgen dat Amersfoort over enige tijd aan zee ligt, verontrusten ons niet.
Buitenlanders kijken in Nederland hun ogen uit naar al die parallelle slootjes
en vaarten tussen de weilanden. Watergemalen zijn een attractie geworden.
Watermanagement is zo’n onwrikbaar onderdeel van ons imago,
dat, toen er eind negentiger jaren een zinvolle tijdsbesteding werd gezocht
voor onze a.s. koning, de keuze als vanzelf op waterbeheer en sanitatie viel.
De laatste jaren staan we in Nederland weer voor nieuwe
uitdagingen. Door de klimaatverandering hebben we ‘s zomers in toenemende mate
te maken met wolkbreuken en stortbuien. De Deltacommissie is weer nieuw leven
ingeblazen. Zij concludeerde onlangs dat er in Nederland teveel asfalt en
stenen liggen waardoor bij heftige buien het water niet meer weg kan. Dat zorgt
voor ondergelopen straten en natte kelders. De commissie waarschuwt dat de
wateroverlast in de toekomst alleen nog maar zal toenemen.
De dreiging van een nieuwe zondvloed is onze straf voor de
opwarming van de aarde.
Het is niet alleen maar goed wat er van boven komt.
Op maandag 28 juli ontlaadde zich boven Utrecht en omgeving
een wolk met een enorme plens water. Een deel van het winkelcentrum
Hoog-Catharijne werd wegens lekkage gesloten. Er kwam zoveel omlaag dat het
niet meer met een emmertje hier en een bakje daar was op te lossen. De Oude
Gracht trad bijna buiten haar oevers. Dat enkele kroonjuwelen van de stad
gevaar liepen, daar konden we nog mee leven. Erger voor ons was, dat het
grondwater in onze woonomgeving dusdanig gestegen was, dat het water
geleidelijk maar aanhoudend onze kelder binnen kwam siepelen. Het liep door
kieren en naden, aanvankelijk in kleine hoeveelheden die nog bij te dweilen
waren. Maar juist toen de ergste stortvloed voorbij was en de redding nabij
leek, kwam het water, onduidelijk vanuit welke kant, in golven naar binnen
stromen.
Sinds we dit huis bewonen, vanaf 1985, is de kelder twee
keer eerder ondergelopen. Eenmaal was de brandweer in de straat om kelders leeg
te pompen. Bij de aanblik van de 6 centimeter die in onze kelder stond was het
schampere antwoord: ‘Dat blijft er ongeveer over als wij ons werk gedaan
hebben’.
Dus restte ons, toen en vorige week, niets anders dan
dweilen, dweilen, en dweilen. Honderden emmers vol, tot onze beenspieren
overbelast raakten bij het bukken, onze ruggen pijn gingen doen bij het sjouwen
van de emmers, en het vel van onze handen kapot ging door het wringen
(vervloekt zij de firma die de gele huishoudhandschoentjes alleen maar in
damesmaten op de markt brengt).
Ik zag ondertussen beelden voor me van meubels die
ronddreven in huizen en aardappels die wegrotten op ondergelopen akkers. De
gedachte dat het het ongeluk je altijd nog erger kan treffen, werkt
verzachtend.
Nu is alles weer opgedroogd. De spullen staan op stenen of
houten verhogingen. Gestimuleerd door de Deltacommissie hebben we een
rampenplan uitgewerkt (werktitel: Après nous le déluge). Nieuwe materialen zijn
aangeschaft, verantwoordelijkheden beschreven en roosters voor piketdiensten
opgesteld.
Watermanagement. Het is onze lust en ons leven.
En nu moet ik naar de wc.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten