DE PRUNUS DOMESTICA
‘Tot ziens in de pruimentijd!’
Deze afscheidsgroet heeft volgens het Genootschap Onze Taal
twee betekenissen: ‘tot over een poosje’ of, als je niet weet wanneer je de
ander weer zult zien, ‘tot ooit’. De herkomst van de uitdrukking is niet
bekend. Mogelijk is de zegswijze bedacht door P.C. Hooft, die in de zomer zijn
vrienden op het Muiderslot ontving. Je hoort de uitdrukking niet veel meer. Het
areaal pruimen in Nederland vertoont al jaren een dalende tendens.
Wij kunnen de groet nog in de letterlijke betekenis
gebruiken. Achter in onze tuin staat een prunus domestica. De pruimenboom
brengt elk jaar een groot aantal ronde, paarskleurige pruimpjes van een
onbekend merk voort.
Ik hou van die pruimenboom.
Het is een hele oude, eerbiedwaardige boom. Misschien is ie
wel net zo oud als ons huis (1897) of zelfs ouder. Ons huis is namelijk gebouwd
op een plaats die in de negentiende eeuw de groentetuin van Utrecht werd
genoemd. Er staan nog meer oude fruitbomen in de buurt. Hoe oud de boom is valt
niet te achterhalen. Het Meertens-instituut houdt geen databank van vruchtbomen
bij. Maar zo’n oud sieraad haal je niet neer.
De boom staat op de grens met de tuin van de achterburen,
een studentenhuis van het Utrechts StudentenCorps. Hij vormt een natuurlijke
scheiding en schermt een groot deel van het jaar met zijn lover het zicht op
onze tuin en ons huis af (helaas houdt hij het geluid niet tegen).
Daarnaast fungeert de pruimenboom als hèt landingspunt voor
langsvliegende vogels. Vooral in de winter zitten er niet alleen mezen en
vinken, maar ook sijsjes, spechten, boomkruipers en –klevers, koperwieken en
zwartkoppen in de boom. Ze rusten even uit of ze vinden voedsel tussen de
rimpels van de oude bast.
De enorme lading vruchten die de boom elk jaar weer oplevert
nemen wij op de koop toe.
Natuurlijk, we eten er ook van. Het pruimpje heeft de
authentieke, volle smaak van een huisgekweekte, langzaam gerijpte vrucht. Pruimen
zijn, zoals mijn vader zou zeggen, goed voor een zeker doel. Daarmee bedoelde
hij dat het zijn stoelgang bevorderde. Maar als ergens het gezegde ‘overdaad
schaadt’ opgaat, dan geldt dat wel de pruimenconsumptie. Eet je teveel dan moet
je die gang vaak maken.
In vroeger jaren klom ik onverdroten de boom in om de
rijkdom te oogsten. We spreidden de pruimen op oude kranten in de kelder. We
maakten er jam van, saus en pruimentaart.
Mijn moeder gold daarbij als groot voorbeeld. Ik ken niemand
die vrijwillig zoveel jam van allerhande vruchten heeft geproduceerd en
kostenloos gedistribueerd als mijn moeder. Pruimen had zij echter niet in haar
tuin. Had ze die gehad, dan was ze wellicht tot dezelfde conclusie gekomen als
wij. Na enkele dagen smullen van de zelf bereide pruimenproducten gaat de geur
je opeens lelijk tegenstaan. Dan smaakt alles ontzettend weeïg. Alleen al de
aanblik van zo’n paars mormel brengt de maag dan in opstand.
De vrucht is niet altijd te pruimen. Het woord zegt het al.
‘O, pruimen!’ leidt tot opruimen.
Nu rapen we elke dag een emmer vol van wat er op de grond
gevallen is. We eten met mate van wat niet bedorven of aangevreten is en geven
nog wel eens wat weg. Maar de rest wordt doorgedraaid. Met die Russische boycot
is het fruit op de markt immers niets meer waard. Misschien moeten we ons maar
gaan toeleggen op het stoken van slivovitsj. Dat zal wel niet onder de boycot
vallen.
Tegelijkertijd voeren we onze strijd op tegen de grootste
liefhebber van de pruim. Het schepsel dat je niet hoort en nauwelijks ziet. Het
beest dat wij elk jaar in de pruimentijd weer in grote aantallen mogen
begroeten: de fruitvlieg.
Zo gaat dat jaar in, jaar uit. Daarmee wordt waar wat men in
Engeland zegt:
Time flies like an
eagle
Fruit flies like a
prune.
Ik vind pruimen nog steeds heeeeeeerlijk! en het lekkerst zijn die, die een beetje aangevreten zijn door de wespen. Zo lekker zoet!
BeantwoordenVerwijderenWeggeven, niet doordraaien. Er is ook nog een voedselbank. Al geprobeerd? LONNE