VOORUITGANG IN
VLEUTEN
In mijn kinderjaren woonde ik aan de Hamweg in Vleuten. Tot
begin zestiger jaren was dat een onverhard weggetje dat vanuit de kern van het
dorp tussen weilanden en boomgaarden naar het westen liep. Ons huis was het
laatste huis. Het weggetje werd daar aan één zijde begrensd door scheefstaande
knotwilgen en een ondiep slootje. Enkele honderden meters na ons huis liep de
weg dood op het houten hek van een weiland.
Elke werkdag kwam de melkboer langs, Dirk Fokker. Zijn
wagentje werd getrokken door een wit-bruine pony. Voor de melkboer was ons huis
een keerpunt op de route. Zijn pony greep het moment van rust regelmatig aan om
zijn darmen te legen. Zodat wij wegfietsend van ons erf altijd bedacht moesten
zijn op het vermijden van een grote hoop. Dat was voor ons de normaalste zaak
van de wereld. Paardendrollen hoorden bij het leven, zoals de brandnetels onder
de knotwilgen en de kwakende kikkers in het slootje.
In het begin van de zestiger jaren bereikte de vooruitgang
onze woonomgeving. Lawaaierige werktuigen haalden de hagen en fruitbomen omver
en draglines verplaatsten grote hoeveelheden grond als voorbereiding op de bouw
van een nieuwe wijk. De Hamweg werd bestraat en omgedoopt in den Hamstraat. Ook
Dirk Fokker ging met zijn tijd mee. Hij verruilde zijn ponywagen voor een
electrisch gedreven Spijkstaal wagentje. Het voertuig kon voor ons huis
gemakkelijk draaien. Het liet zelfs geen remsporen na.
Het was rond die tijd, dat mijn moeder aan Dirk vroeg of hij
in de zomertijd misschien een goede hulp kon gebruiken. Ik ging naar de eerste
klas van de middelbare school en had minstens anderhalve maand vakantie. Na
drie dagen ga je dan eens om je heen kijken of er nog wat te doen is.
Zo gebeurde het dat ik mij op een maandagmorgen om 7.00 uur
meldde bij de melkzaak van Fokker in de Schoolstraat. Enkele minuten later
zoefden we zachtjes, de deur van de Spijkstaal open, door de Stationsstraat op
weg naar de eerste klanten. Dirk zat breeduit achter het stuur op het met skai
beklede bankje. Ik leunde met één bil op de kleine plek die nog over was. Ik
durfde niet te vragen of hij wat kon opschuiven.
Bij de eerste klant gekomen, aan de Julianastraat, stapte ik
direct de wagen uit en holde het tegelpad op. ‘Doe maar rustig aan’, riep Dirk.
Een hulp kon hij wel gebruiken, maar alles op zijn tijd.
Nadat we de wijk Achter het Spoor bediend hadden, stak Dirk om
half tien in de ochtend een sigaar op. Ook dat behoorde bij de vooruitgang.
Ik kreeg het zuivelvak snel onder de knie. Ik leerde bij
welke klant je aan de voordeur moest zijn en bij wie je achterom liep. Voor wie
ik losse melk in een melkkoker moest tappen, waar ik flessenmelk diende te
bezorgen en waar taptemelk. Bij welke huisvrouw contant werd afgerekend en bij wie
er op rekening werd geleverd.
De vooruitgang in het melkwezen bestond uit de introductie
van een plastic zak melk. Die moest het sjouwen met statiegeldflessen overbodig
maken. Bij de zak werd een blauwe, hard plastic schenkkan geleverd. Je plaatste
de zak in de schenkkan, knipte een hoekje uit de melkzak… en schenken maar!
Oneindig vaak heb ik Dirk het verhaal horen vertellen over
zijn collega in Maarssen die – om de kracht van de plastic zak te bewijzen –
een zak naar een klant had geworpen. Met fatale afloop. De vooruitgang verloopt
niet altijd gladjes.
Toen ik een paar weken tot tevredenheid van mijn baas had
meegewerkt werd ik bevorderd. Ik kreeg een zwarte leren geldtas, zodat ik zelf kon
afrekenen. Daar kwam geen bon of papiertje aan te pas. Teruglopend van de wagen
telden we de bedragen in ons hoofd op. De klant, met de portemonnee al geopend
in de hand, accepteerde zonder vragen de optelling.
De volgende fase was, dat Dirk het afrekenen veelal aan mij
overliet. Hij had in de gaten gekregen dat ik heel snel kon hoofdrekenen. Dirk hield
daardoor meer tijd over om te kletsen met zijn klanten. Dat vond ik wel een
nadeel, want ik wilde altijd snel verder. Na de middagpauze volgde nog de
Schoolstraat. Daar leek nooit een einde aan te komen.
Mijn loon werd in de loop der tijd verhoogd van 10 gulden naar
12,50 contant op een dag. De vooruitgang was niet te stoppen.
Ja, die paardenvijgen. Mijn vader plecht ze in de jaren 50, als het paard van de schillenboer of de kaasboer weer eens wat had gedaan, van de straat te scheppen en in de tuin met het zand in de borders te mengen. (Bloembollen-)boerenafkomst manifesteerde zich zo in ons villa-achtig woonwijkje.
BeantwoordenVerwijderenGerard JT