zaterdag 29 november 2014

OP JE HOEDE VOOR JE WOEDE



Het kost mij moeite om het te bekennen, maar ik kan er niet omheen: omgaan met boosheid is niet mijn sterkste kant. Als mij iets niet lukt, of als anderen mij in de weg zitten, dan ligt de irritatie al snel op de loer. Vervolgens weet ik niet goed wat ik met dat gevoel moet doen.
Zo kan ik al kregelig worden als ik een theedoek wil ophangen en ik het lusje pas bij de vierde hoek van de doek vind. Handleidingen van mobiele telefoons of downloadprogramma’s op Internet vormen ook een gemakkelijke bron van irritaties. De werking wordt slechts ten dele uitgelegd. Of er worden zaken bekend verondersteld die men mij nooit verteld heeft.
Verder weten mijn gezinsleden, dat ze zich beter niet in mijn buurt kunnen vertonen als vader in de kelder een fiets gaat repareren. Ik heb de firma Batavus al ettelijke malen vervloekt om de ondeugdelijke voorlampen, slecht bevestigde jasbeschermers of niet te openen kettingkasten.
Vaak gaat het om klussen, waar ik eigenlijk geen zin in heb. Als het dan niet meteen wil lukken en ik bovendien nog vind dat ik het klusje in een handomdraai moet kunnen klaren, dan ontstaat er een almaar toenemende onrust, die zicn een weg naar buiten zoekt en die na enige tijd ontsnapt via een flinke zucht, een kreet of een vloek.
Laatst heb ik mij nog ernstig moeten inhouden toen er een colporteur van kunstkaarten voor het goede doel tijdens het avondeten voor de deur stond. Ik kreeg de neiging om hem van het trapje te lazeren, omdat de arme man al de vijfde was die week die zo nodig onder het avondeten aandacht kwam vragen voor een schrijnende misstand.
Ooit heb ik daadwerkelijk een keer een tik uitgedeeld. Ik moest tijdens een sneeuwbui op de fiets onverhoeds in mijn remmen knijpen. Er kwam mij een grote groep scholieren tegemoet, die geen enkele ruimte liet voor een tegenligger. Dat was mij al vaak overkomen. Een ex-collega van mij is eens voor hetzelfde vergrijp door de politie opgebracht.
In mijn jonge jaren werd ik driftig genoemd. Als er ergens iets begon te koken, stuurde mijn moeder mij snel naar kruidenier Broekhuysen voor een pond suiker. Zo heb ik heel wat onnodige boodschapjes gehaald. De emotie moest beheerst en binnengehouden worden. Dat is een gevaarlijke strategie. Want als je irritaties opspaart dan barst de bom later alsnog en heftiger dan je wilt. Of de agressie keert zich tegen jezelf. Daar kan je depressief van worden.
Van alle emoties is de boosheid wel het lastigste te hanteren. Ik ben tenminste nog maar weinig mensen tegengekomen, die gebukt gaan onder gevoelens van hoop of verbazing.
De vraag is wat je het beste kunt doen, als je voelt dat je boos wordt. Tot tien tellen biedt alleen op de korte termijn soelaas.
In voorbije eeuwen werden spanningen niet uitgepraat, maar uitgevochten. Als kind heb ik nog lang in deze traditie gestaan door op het schoolplein menig robbertje te vechten. Als volwassenen moeten we andere manieren vinden om onze boosheid in goede banen te leiden.
Gelukkig zijn er genoeg humane instellingen, waar je kunt leren hoe je beter je agressie kunt reguleren. Op je hoede voor je woede, heet bijvoorbeeld zo’n cursus. Je leert op een beschaafde manier om negatieve gedachten die de boosheid uitlokken te vervangen door positieve gedachten. Hé Batavus, je nodigt mij uit om nieuwe dingen te leren!
Je kunt natuurlijk ook even lekker stampen of hardlopen. Accepteren, dat je deze gevoelens hebt. Boosheid omzetten in humor. Of een pondje suiker bestellen op Internet. 
Ach, we hebben nog veel te leren.  Voor sommige mannen zou een cursus Op je hoede voor je roede ook niet verkeerd zijn.

vrijdag 21 november 2014

VERKOPERS VAN ZORG EN WELZIJN


Ik moet voor mijn werk naar het gemeentehuis van Nieuwegein. Dat noemen ze daar het Stadshuis. Als ik de hoge, glazen toegang door ben, sta ik op een groot, overdekt plein. In het midden gaan een brede trap en een glazen lift uitnodigend omhoog naar het licht. Het gebouw straalt gastvrijheid en transparantie uit.
Op de 4e verdieping bevindt zich de Gildenborchzaal, een vergaderzaal die geheel gevuld is met een reusachtige, ovalen vergadertafel. Gedempt licht valt op de koffie- en theekannen. Eén  van de lange zijden heeft een glazen wand. Dit is de wereld van ontmoeting, debat en participatie.
De Gildenborchzaal stroomt vandaag vol met vertegenwoordigers van alle lokale welzijns- en zorginstellingen, die je maar kunt bedenken. Een stuk of veertig hebben een plaatsje aan de tafel weten te bemachtigen. Er worden stoelen aangesleept om de andere belangstellenden een plekje te geven op de tweede rij.
Wij zijn hier vandaag voor de brainstormsessie ‘verkenning regionaal specialistisch team Lekstroom’. Dat heeft alles te maken met de overheveling van budgetten voor de jeugdzorg en de maatschappelijke ondersteuning naar de gemeenten.
Aan één punt van het ovaal, naast het scherm met de powerpointpresentatie, staat een goed van de tongriem gesneden gespreksleidster in mantelpak en op hoge hakken. Zij schetst in hoog tempo het beleidskader. Ondertussen probeert een deelnemer tevergeefs een koffiekan naar de overzijde van de tafel te schuiven. Er komen nog steeds vertegenwoordigers binnen.
De gespreksleidster heeft zich kennelijk voorgenomen om de zaal eens lekker uit te dagen. Met de schouders naar achteren en de kin vooruit blikt ze over de tafel. Er moeten resultaten worden geboekt vandaag! Wat mogen bewoners van de Lekstroomgemeenten van jullie verwachten, waar sta je voor?
Na een aarzelend begin buitelen de sprekers over elkaar heen. Het gaat van autistische kinderen naar dementerende ouderen, van lichamelijk gehandicapten naar ‘multi-problem-problematiek’, van nieuwe veelbelovende trainingen, naar zichzelf ondersteunende vrijwilligers.
Youpee, Participatio, In Paradisum[1], of hoe de instellingen ook mogen heten, ze weten alle wat de cliënt nodig heeft. Dat is wat zij zelf bieden. Er wordt niet naar elkaar geluisterd en er wordt niet op elkaar gereageerd. Dit is de markt. Vertegenwoordigers zijn verkopers.

Overheveling van budgetten, marktwerking en bezuinigingen hebben er toe geleid, dat geen enkele instelling meer weet of zij over twee jaar nog bestaat. Om te overleven moeten instellingen concurreren. Hulpverleners worden ontslagen en marketingmedewerkers in dienst genomen.
Daarnaast wordt instellingen gevraagd om met elkaar samen te werken, in de zorgketen of in wijkteams.
Concurreren en samenwerken gaan moeilijk samen.
Er ontstaan conglomeraten van instellingen, met managers die van vergadering naar vergadering hollen, met businessmodellen en kengetallen strooien en die de competenties bezitten om te verbinden, op te schalen en af te schalen en slimme beslissingen te nemen.
Degenen die dit het beste kunnen, winnen de aanbestedingen bij de gemeenten.
In Utrecht is het werk van de sociale wijkteams gegund aan Incluzio[2], een nieuwe dochter van een  schoonmaakbedrijf, dat zich nu ook op de markt van zorg en welzijn richt. Uit het persbericht van Incluzio: ‘Het is een pittige opdracht, maar we zijn er klaar voor. Wij hebben Radar aan onze zijde, een zorg- en welzijnsorganisatie met een bewezen trackrecord in de kanteling van het hele sociale domein’.  
Dan weet je het wel. Waar gekanteld wordt, vallen er  mensen buiten de boot.
‘Ons moederbedrijf Facilicom levert daarnaast extra ontwikkelkracht’.
Bedoeld wordt dat schoonmakers de expertise hebben om duidelijk uit te leggen wat er wel en niet kan: wij begrijpen uw wens, maar er staat in het contract dat we u maar eenmaal per drie weken mogen douchen. Zou uw buurman u kunnen wassen, mevrouw?
In het onderwijs en de zorg klinkt steeds luider de roep om de invloed van de professional te versterken. Dat begrijpt Incluzio ook: ‘wij willen de professionals die nu al in Utrecht werken graag een plek bieden in onze organisatie. Zij zijn onze sterkste kracht en wij zullen er dan ook alles aan doen om hen de ruimte te bieden en te faciliteren.’ Wat moet de door de ervaren maatschappelijk werker die door deze reorganisatie op straat is gezet, hiervan denken?
Het mantelpakje haalt mij uit mijn dagdromen. We moeten in groepjes naar de flap-over. Netwerken!
Verkopen!



[1] In verband met de privacy zijn deze namen gefingeerd
[2] Niet gefingeerd, www.incluzio.nl, zie onder nieuwsberichten, bericht d.d. 16-07-2014

vrijdag 14 november 2014

MIJN ASBESTCRISIS


Het is opvallend, dat de woorden as en best in samenstelling met elkaar de aanduiding vormen voor een brandwerende stof. Asbest is sterk, slijtvast en bovendien goedkoop. Hoewel al in de jaren dertig van de vorige eeuw bekend was dat blootstelling aan asbestvezels een risico vormt voor de gezondheid, is de grondstof nog lange tijd gebruikt. Met name in de zeventiger jaren nam het gebruik van asbest in de bouw een hoge vlucht.
Ik werkte van september 1973 tot mei 1974 in de werkplaats van aannemer Versteegen in Montfoort.
Versteegen had ooit voor de KVP in de gemeenteraad gezeten. Daarna mocht hij de polders rond Montfoort volbouwen met keurige doorzonwoningen, voorzien van centrale verwarming. Vanwege de toegenomen brandveiligheidseisen diende de CV-ketel op zolder afgeschermd te worden. Daartoe fabriceerden wij in de werkplaats drie schotjes van vurenhouten latten en asbestplaat. De constructie leek op een soort laag uitgevallen kledingscherm. De asbestplaten zaagden we zelf. De chef van de werkplaats rekende uit, op welke wijze er zoveel mogelijk stukken uit één plaat gezaagd konden worden. Dat was economisch en daar had hij voor doorgeleerd.
Enig besef, dat het materiaal niet zo goed was voor de gezondheid was er wel. Als we asbestplaten zaagden, dan stonden alle deuren van de werkplaats open om het vrijkomende stof zo snel mogelijk te laten wegtrekken. Desondanks hing er na het zagen van één plaat al een grijze, stoffige lucht. Zo heb ik indertijd heel wat asbestvezels ingeademd.
Een decennium later kwamen de eerste verontrustende reportages in de media over de gevaren van asbest. Over de werknemers van een asbestfabriek die na jaren longvlieskanker kregen. Niet gewaarschuwd voor de ernstige risico’s voor hun gezondheid hadden zij zelfs hun tuinpaadjes volgestort met asbestafval. Ik verdrong die verhalen.
In de negentiger jaren kwam ik bij het afbreken van de serre van ons huis een aantal asbestplaten tegen. Bij de sloop braken er hier en daar nog stukken af. Ik wist dat ik voorzichtig moest zijn, maar het was voor mij geen aanleiding om de werk subiet te stoppen, de omgeving af te zetten met rood-witte linten en de hulpdiensten te waarschuwen.  Ik mocht de stukken gewoon zelf bij het afvalscheidingsstation afleveren. Als het materiaal maar keurig in plastic zakken was verpakt.
Pas toen er in de zomer van 2012  een asbestcrisis in de wijk Kanaleneiland ontstond en de gezondheidsrisico’s in de media breed werden uitgemeten sloeg mijn houding van ‘het zal wel meevallen’ om in grote bezorgdheid. Vooral het gegeven dat asbestkanker zich pas na jaren openbaart en dat het een stille sluipmoordenaar is, hakte er in. Ik schoot helemaal door naar de andere kant en dacht bij alles wat ik voelde, dat de eerste symptomen van de kanker zich aandienden. Asbestkanker is niet te genezen, dus ik voelde niets meer of minder dan de voortekenen van het naderende einde.
Niettemin duurde het nog enkele maanden voor ik naar de huisarts ging. Ik vond dat ik een duidelijke klacht moest hebben. Die vond ik in een lichte pijn achter het borstbeen. Het was niet zozeer deze pijn, alswel het woord asbest, wat de huisarts deed besluiten om mij direct door te sturen voor een longfoto. De uitslag kwam binnen het uur: de longen zien er nu normaal uit. Dat was een hele geruststelling.
Hodie mihi cras tibi (vandaag ik, morgen jij) is een spreuk die je nog wel eens op een begraafplaats tegenkomt. De doden laten ons met holle lach weten: ‘Denk maar niet dat jìj er aan zult ontsnappen!’.  Het gezegde moet ons herinneren aan onze eigen eindigheid.
Het is wel eens goed om daarbij stil te staan. Op het moment dat ik de dreiging voelde vond ik dit besef echter alleen maar verschrikkelijk. Toen de opluchting voorbij was en het leven weer zijn normale loop had genomen, was het bewustzijn van de sterfelijkheid opnieuw een kwestie van weten en niet van voelen.
Totdat ik dit voorjaar opeens 4 kilo lichter was. Terwijl ik al vanaf mijn 20e jaar constant 68 kilo weeg, gaf de weegschaal plots 64 aan. Dus toch maar weer even naar de huisarts. Je weet maar nooit.
Zo blijven we bezig. Tot het niet meer hoeft.

zaterdag 8 november 2014

IK HEB GETWIJFELD OVER BELGIË



Ik zit op het wc’tje van bakkerij tearoom Marysse in Velzeke, vlakbij Zottegem, Oost-Vlaanderen.
Mijn wandelschoenen heb ik naast de hoge tafel in de nieuwe tearoom laten staan. Na zoveel kilometers wandelen hebben mijn voeten lucht nodig. Als ik een voet verplaats, zie ik een vochtige afdruk op de zwarte natuurstenen tegel in de toilet.
Boven het fonteintje hangt een bordje Handen Wassen. Het is duidelijk: men is hier proper. Gebiedend ook. Er is niets vermeld over voeten, maar het zou me niet verbazen als men ongelukkig is met de uitgetrokken wandelschoenen in de schone tearoom. Ik heb overigens eerst wel de klei van de veldwegen er onderuitgestampt. Het laatste stuk liepen we over de kasseien van de Paddestraat in Zottegem. Die zijn wereldberoemd. Tenminste onder wielerliefhebbers. Elk jaar trekt de Ronde van Vlaanderen over de hobbels van de Paddestraat. Dan draaien ze het Romeins plein in Velzeke op. Of andersom, daar wil ik van af wezen.
Ik zit bij Marysse op het wc’tje en vraag me af: ‘Is het erg?’
We hebben vandaag al achttien kilometer gelopen en er wachten er nog zes. Gelukkig mochten we een omlegging negeren. We zijn door tal van dorpjes, gehuchten en buurtschappen gewandeld. Wij zagen, zoals te verwachten, vele café’s. Maar er was er niet één geopend. De meeste stamineekes waren voorgoed gesloten. Slechts door de verbleekte bordjes van Stella Artois of de afgebladderde letters Bij Nonkel Vic zag je het verleden van het lokaal.
In elk dorp kom je nog wèl een bakker tegen. Voor ons koffieliefhebbers is het daarom een zegen, dat de Vlaamse bakkers het koffie schenken hebben overgenomen. In Rozebeke, waar men elk jaar een processie houdt tegen de pest en de roos, dronken we onze koffies in een half-open partytent voor de bakkerij. In Velzeke heeft men er een mooie tearoom bij gebouwd.
Ik zit hier op het wc’tje en vraag me af, of het erg zou zijn als België uit elkaar zou vallen.
Er is sinds kort een nieuwe regering en de grootste regeringspartij heeft als eerste doel in de statuten staan om Vlaanderen onafhankelijk te maken. Je zou het niet zeggen met al die gesloten café’s, maar de handel in Vlaanderen gaat al jarenlang een stuk beter dan in Wallonië. Daardoor kunnen de Vlamingen nog protsiger buitenhuizen bouwen dan de Walen. De madammen kunnen vaker naar de hair designer. De mais groeit er een stuk hoger en daardoor kunnen de koeien aan deze kant van de taalgrens nog weelderiger schijten.
Men heeft nu in Vlaanderen geen goesting meer om voor de tekorten van de Walen op te draaien. Het land, waar solidariteit altijd een begrip was, waar men de mutualiteiten, de onderlinge verzekeringsmaatschappijen en de spaarkassen zonder winstoogmerk tot kunst verheven heeft, koerst zogezegd op haar eigen omlegging af.
Wat zou er tegen zijn?
Ik ben geen kenner, maar het lijkt me dat zo’n scheidinkje een bak met geld gaat kosten, dat kon nog wel eens een veelvoud zijn van wat er jaarlijks aan Waalse tekorten moet worden gedekt.
Verder is een splitsing geen oplossing voor een van de grootste problemen in het land: wat doen we met de regio Brussel? En wat met de Duitstalige minderheid?
Op de derde plaats, het is van ondergeschikte orde, maar toch: wie wil een einde maken aan België net nu het nationaal voetbalelftal in de lift zit? Ook in Europa zitten we niet te wachten op nog twee kleine voetballandjes. Misschien hebben de Walen op dit punt nog wel de grootste troef in handen. De beste spelers komen uit Wallonië.
Als ik een advies zou mogen geven, zou ik zeggen: doe het niet. Er zijn belangrijker onderwerpen om je tijd en je geld aan te besteden.
Ik ga weer eens terug naar de tearoom. Naar mijn wandelschoenen. 

zaterdag 1 november 2014

EEN CRUISE LANGS DE EMIRATEN


In de Volkskrant las ik een paginagrote advertentie van Stip Reizen:
Dubai cruises – Nog nooít zó voordelig – Tot 70% korting.
Vanaf € 598 kan je een week meevaren met de Costa Serena****. Onderweg leg je aan in Abu Dhabi, Dubai en Bahrein. De Costa Serena beschikt over: ’13 bars, 5 restaurants, 4 zwembaden, een theater waar u spetterende shows bij kunt wonen, een Grand Prix Simulator, een casino en de prestigieuze Samsara Spa’. Is dit u wat te druk, dan kunt u kiezen voor de Costa neoRiviera****, die zich onderscheidt door het ‘unieke slow cruising concept’, dat zich kenmerkt door een rustiger vaarschema en langere aanlegtijden. ‘Wees er snel bij, want VOL = VOL’.

Dat vind ik nu jammer, dat laatste opjut-zinnetje. Ik wilde er toch eens even over denken. Het trok me nog niet meteen aan. Het is niet zo, dat ik bang ben, dat zo’n Costa een ommetje zal varen langs een eilandje. Of dat de drijvende torenflat vanuit een gammel roeibootje onder vuur genomen wordt door een Somalische zwarte Piet.
Het is meer, dat ik me afvraag, wat ik de hele dag op zo’n boot moet doen. Je kunt weinig anders dan een beetje liggen, eten en drinken. Je zit gevangen in de luxe, je kunt geen kant op.
Ok, je kunt je een beetje uitleven in een zwembad. De kans lijkt me groot, dat je er niet één baantje ongehinderd kunt zwemmen. Bovendien vind ik een zwembad op een boot eigenlijk iets tegennatuurlijks. Alsof een boer in de polder op zijn deel een een stukje gras laat groeien.
Bovendien, wat moet ik met al die restaurants, bars en casino’s? Het lijkt wel Las Vegas. Daar kan je ook onbeperkt gratis eten, als je maar geregeld je fiches inzet. Die spetterende shows, wat moet ik me daar bij voorstellen? Zouden ze ook een simulator voor een monstertruck hebben? Dat zou ik nog wel geinig vinden.
Natuurlijk, ik weet het, je hoeft niet binnen te blijven hangen. Het aantrekkelijke is juist, dat je veel buiten kunt zijn. Het weer is fantastisch, je hoeft niets te doen, je kunt genieten van de zon en het uitzicht!
Pardon, het uitzicht? De hele dag zie je niets dan oneindig kabbelende golfjes en een lichtblauwe einder. Daar val je van in slaap. Nou ja, als het meezit, dan kan je zo’n  klein vissersbootje tegenkomen, zo’n afgeladen vaartuig, dat uitpuilt van de mensen, die zich krampachtig aan de reling vasthouden om niet door de anderen overboord geduwd te worden. Dan moet je wel geluk hebben.
Ik overdrijf, ik weet het. Je hoeft tijdens zo’n reis niet dagenlang op een boot door te brengen.
Je bezoekt interessante steden zoals Dubai en Abu Dhabi. Vergaap je aan de oneindig hoge kantoren, de megagrote hotels, de luxe welnesscentra en de shopping malls!
Minpuntje is natuurlijk dat het gemiddeld 40 graden in de schaduw is. Dan kan je twee dingen doen. Of je vlucht naar strand en zee. Als je je insmeert met factor 40 is het daar wel een uurtje uit te houden, weet ik uit de eerste hand. Of je vlucht naar de air-conditioned shopping malls, de grootste ter wereld. Tussen de blinkende luxe kan je dan even stilstaan bij al die Aziatische bouwvakkers die tijdens de bouw zijn uitgebuit en gestorven.
Tot slot kan je misschien nog een leuk uitje maken.
Je zit eerst twee uur in een hobbelende landrover. Daarna mag je in een bak gloeiend zand op een kameel rijden en moet je ervoor zorgen dat je niet van dat bonkige, stinkende beest af valt.
Maar je kunt er wel lol mee hebben!
Het lukte Tiny niet op zo’n beest te klimmen. Toen moest die jonge Arabier haar met twee handen tegen haar billen omhoog duwen!
‘Als dat bekend wordt in zijn familie, dan hoeft ie daar nooit meer terug te komen’, riep Kitty.
Toen viel ik van de slappe lach van mijn dromedaris.

Dubai cruises, nog nooit zo voordelig.
Liggen en consumeren! Dat is het bevel op deze reis.
Ze zouden je geld toe moeten geven, de restaurants en casino’s die goed aan je verdienen. Maar zelfs als ik ervoor betaald word, ga ik nog niet mee.