GELUK IS….
Dit wordt een saai stukje.
Over oorlog, angst of seks kan je spannende verhalen
vertellen. Maar schrijven over geluk vind ik een stuk moeilijker. Dan bedoel ik
niet het geluk van verliefdheid of het winnen van een prijs, maar alledaags
geluk.
Op een mooie lentemorgen maak ik in de omgeving van Tilburg
een fietstochtje. Overal zie ik het zachte groen van ontluikende blaadjes, het
uitbundige roze en wit van de bloesem, het frisse groen van bermplanten. Er is
weinig wind en de zon breekt door de ochtendnevels. De koelte van de morgen
bezorgt me nog een tranend oog.
Voorop de fiets zit S, mijn kleindochter van 4, achterop N
van 2 jaar.
De Mozart, die ik bij dit harmonisch tafereel hoor, wordt
verdreven door N. Bij het zien van een bus zet zij De wielen van de bus gaan rond en rond in. S gaat hieroverheen met Doe maar een, twee, drie, geeft je energie.
Net als ik me afvraag, waar dat lied vandaan komt, roept ze keihard:
‘Koningsspelen! 2015!’.
De kinderen wijzen van alles aan.
‘De rails, daar mogen geen auto’s over’, zegt S.
‘Nee’, zeg ik, ‘en je mag er ook niet fietsen en lopen’.
Zoals kinderen leergierig zijn, zo wil ik graag vertellen en
uitleggen. Ik weet niet of daar een woord voor is, maar het moet iets zijn als onderwijsgierig. Of ik ben een
educafiel.
‘Die vogel heeft een witte buik!’, ziet S.
‘Ja’, leg ik uit, ‘dat is een huiszwaluw. En die daar op dat
hekje, dat is een grasmus’.
‘Gasmus??’, herhaalt N vragend. Ze herhaalt alle woorden,
die ze niet kent, met een groot vraagteken. Alsof ze nauwelijks kan
geloven dat er zo’n raar woord bestaat.
Bij een natuurgebied wil S van de fiets af. Ze gaat bloemetjes plukken.
‘Dat is een pinksterbloem en dat is speenkruid…’. Als een
hedendaagse Jac. P. Thijsse vertel ik wat ik weet over alles wat groeit en
bloeit en ons altijd weer boeit. En wat door de mensheid wordt verknoeid, denk
ik er achteraan.
N blijft staan bij een hoop paardenuitwerpselen.
‘Opa, poep!’, gilt ze met haar hoge stem door de stille
morgen.
Ze is geobsedeerd door drollen. Ze heeft er de leeftijd
voor.
Ze is nog niet zindelijk, maar af en toe legt ze een bolus
op de wc. Laatst had zij in de AH zelf haar luier uitgetrokken. Tussen de
schappen toonde zij triomfantelijk de opbrengst aan haar vader: ‘Papa, poep!’.
‘Dit is van een paard’, leg ik uit. ‘En kijk, deze kleine
keuteltjes hier, die zijn van een konijn’. Daarna ontdekken we een hoop van een
schaap.
Geheel geobsedeerd blijft N bij elke keutel staan.
Het tempo van de wandeling daalt onrustbarend. S heeft zich ondertussen
gespecialiseerd in paardenbloemen.
Als we bij een klein ven komen, is er weer een andere
uitdaging.
De dames graven met hun handen in het zand. Vooroverstaand
krabbelen ze als een hond het zand tussen de benen door. Daarna is het tijd om
dingen in het water te gooien. Kleine stenen, grote stenen, stukken hout. ‘Die
gaat zwemmen’, zegt S over een drijvende tak.
De uitleg daarvan laat ik maar achterwege. Natuurkunde is
nooit mijn sterkste vak geweest.
Ik zit op een picnicbank, mijn hoofd in de zon.
Mijn gedachten gaan alweer vooruit. Ik denk aan het
middageten en kijk op mijn horloge.
‘Kom op, we gaan’, roep ik.
Als ik mijn oproep herhaal, zegt S vanuit de grond van haar
hart: ‘Nee! Ik vind het hier leueueuk!’
‘Dan kunnen jullie zo nog even fietsen achter het huis’.
Ze spelen gewoon verder.
‘Dan gaan we lekker eten!’
Geen reactie.
Ik speel mijn laatste troef uit: ‘Papa is nu ook weer thuis’.
Ze hollen de andere kant op.
Er loopt een man langs met drie grote honden. Hij heeft een
verweerd gezicht.
‘Die hè nen eigen wil hè’, zegt hij met rasperige stem.
Hij ziet eruit, alsof ie alles van dresseren weet en mij graag
wat adviezen wil geven.
Kinderen kunnen mij ook wat leren. Ze kunnen veel beter dan
ik genieten van het moment.
Dus ik geef het over en laat ze nog even spelen.
Aan de serie Geluk is…
kan weer een nieuwe zin toegevoegd worden.
Geluk is… fietsen met
je kleindochters op een zonnige lentemorgen.
Dat moet je ervaren, het is niet te beschrijven.
mooi! Dát is zéker geluk! Geniet ervan! gr. Trea
BeantwoordenVerwijderen