WE ZIJN WEER THUIS
Het is al donker als G en ik na veertien dagen vakantie weer
onze straat inlopen, de koffers achter ons aanslepend en het rugzakje op de rug.
Het voelt fris. Ik loop er in mijn korte broek en op mijn zware bergschoenen
wat ongepast bij.
De straat ligt bezaaid met dor blad, de gebruikelijke
voorjaarsval van de platanen. Er hangen vlaggen met schooltassen aan de huizen.
Terugkeren van vakantie geeft gemengde gevoelens. Het is
fijn om thuis te komen, bij mijn dierbaren, mijn muziek, mijn eigen bed. Maar
het mooie leven is afgelopen. Straks wachten weer de dagelijkse verplichtingen.
Als we voor onze deur staan, moeten we eerst op zoek naar de
huissleutel. Waar hadden we die ook alweer opgeborgen?
‘Het is ook zo verdomde donker in het trapportaal.’
‘We zouden toch nog een keer een lamp laten aanleggen hier?’
Als we de deur openen schuift er een stapel kranten en post
de hal in. Uit het huis komt ons de muffe geur tegemoet van een woning, die twee
weken niet gelucht is.
We zijn weer thuis!
We hebben het er andermaal goed van afgebracht! Geen
verstuikte enkel, tasjesroof, buikgriep of ontmoeting met een suicidale
copiloot. Hoe ouder ik word, hoe meer ik bij terugkomst een gevoel van
tevredenheid ervaar, van opluchting, ik zou haast zeggen van dankbaarheid, al
weet ik niet wie ik hiervoor zou moeten bedanken.
Merkwaardig toch, hoe je meer gaat vrezen, hoe korter je
leven nog duurt.
We schenken een drankje in, maken stapels van de post en de
kranten, starten de computer op. Ik bekijk wat krantenkoppen. Wie zou er dit
jaar overleden zijn? Ik open hier en daar wat post. Ik krijg een gevoel van
rusteloosheid: waar ga ik beginnen? De lijst met mails klik ik maar weer weg. Laten
we eerst maar eens gaan slapen, in ons vertrouwde bed.
Als ik de volgende dag bezig ben met uitpakken, valt me van
alles op wat er nog moet gebeuren. Waar ik ook kom om wat op te bergen, ik zie
iets wat aangepakt moet worden.
De tuin is een wildernis en die verfspullen in de kelder
moeten eindelijk eens opgeruimd worden. De banken moeten hoognodig in de was
gezet worden en ja, da’s waar, we moeten eens op nieuwe stoelen uit. Ik moet ergens
opschrijven, dat ik nog een cadeautje moet kopen. Waar heb ik toch dat koordje
van mijn bril gelaten, heb jij dat ergens gezien? De kachels moeten dit jaar
een controlebeurt hebben, help je mee onthouden? Wat stinkt die wasmachine
trouwens, wat zouden we daaraan kunnen doen? Heb jij de autoverzekering al
opgezegd? Dat zou jij toch doen?
Ondertussen valt de koloniale palm, die al jaren onze
slaapkamer siert, geheel uit zichzelf van zijn voetstuk. Die heeft te droog
gestaan. Hij heeft gewacht met vallen tot wij thuis zijn. De pot is in tweeën
gebroken en de vloer ligt vol met uitgemergelde potaarde. Een nieuwe pot kopen,
dat kunnen we ook aan het lijstje toevoegen.
En oh ja, ik moet niet vergeten om binnenkort op een nieuwe
zwembroek uit te gaan, anders loop ik volgend jaar weer in dat versleten ding.
Het elastiek is er totaal uit, wat al een paar jaar lang bij het in en uit het
water gaan tot onverantwoorde risico’s leidt.
Zo gaat het maar door. Er is geen enkel moment in het jaar,
dat er zoveel opvalt wat er nog moet gebeuren als na een vakantie. Binnen de
kortste keren is het vakantiegevoel geheel verdwenen.
Ik heb denk ik last van het postvakantiesyndroom. Het zal de
overgang wel zijn, laten we het daar maar op houden. De overgang van de
onbezorgde, kalme vakantiemodus naar het dagelijkse ritme. Sommige mensen
blijven te lang in de vakantiemodus hangen. Anderen gaan in de week na hun
vakantie nieuwe plannen maken. Dat is ook een strategie. Ik schiet te snel in
de actiemodus.
Laat ik eerst maar eens wat gaan zingen. Dat helpt tegen
alle kwalen.
herkenbaar! Trea
BeantwoordenVerwijderen