zaterdag 20 juni 2015

WE ZIJN WEER THUIS



Het is al donker als G en ik na veertien dagen vakantie weer onze straat inlopen, de koffers achter ons aanslepend en het rugzakje op de rug. Het voelt fris. Ik loop er in mijn korte broek en op mijn zware bergschoenen wat ongepast bij.
De straat ligt bezaaid met dor blad, de gebruikelijke voorjaarsval van de platanen. Er hangen vlaggen met schooltassen aan de huizen.
Terugkeren van vakantie geeft gemengde gevoelens. Het is fijn om thuis te komen, bij mijn dierbaren, mijn muziek, mijn eigen bed. Maar het mooie leven is afgelopen. Straks wachten weer de dagelijkse verplichtingen.
Als we voor onze deur staan, moeten we eerst op zoek naar de huissleutel. Waar hadden we die ook alweer opgeborgen?
‘Het is ook zo verdomde donker in het trapportaal.’
‘We zouden toch nog een keer een lamp laten aanleggen hier?’
Als we de deur openen schuift er een stapel kranten en post de hal in. Uit het huis komt ons de muffe geur tegemoet van een woning, die twee weken niet gelucht is.
We zijn weer thuis!
We hebben het er andermaal goed van afgebracht! Geen verstuikte enkel, tasjesroof, buikgriep of ontmoeting met een suicidale copiloot. Hoe ouder ik word, hoe meer ik bij terugkomst een gevoel van tevredenheid ervaar, van opluchting, ik zou haast zeggen van dankbaarheid, al weet ik niet wie ik hiervoor zou moeten bedanken.
Merkwaardig toch, hoe je meer gaat vrezen, hoe korter je leven nog duurt.
We schenken een drankje in, maken stapels van de post en de kranten, starten de computer op. Ik bekijk wat krantenkoppen. Wie zou er dit jaar overleden zijn? Ik open hier en daar wat post. Ik krijg een gevoel van rusteloosheid: waar ga ik beginnen? De lijst met mails klik ik maar weer weg. Laten we eerst maar eens gaan slapen, in ons vertrouwde bed.
Als ik de volgende dag bezig ben met uitpakken, valt me van alles op wat er nog moet gebeuren. Waar ik ook kom om wat op te bergen, ik zie iets wat aangepakt moet worden.
De tuin is een wildernis en die verfspullen in de kelder moeten eindelijk eens opgeruimd worden. De banken moeten hoognodig in de was gezet worden en ja, da’s waar, we moeten eens op nieuwe stoelen uit. Ik moet ergens opschrijven, dat ik nog een cadeautje moet kopen. Waar heb ik toch dat koordje van mijn bril gelaten, heb jij dat ergens gezien? De kachels moeten dit jaar een controlebeurt hebben, help je mee onthouden? Wat stinkt die wasmachine trouwens, wat zouden we daaraan kunnen doen? Heb jij de autoverzekering al opgezegd? Dat zou jij toch doen?
Ondertussen valt de koloniale palm, die al jaren onze slaapkamer siert, geheel uit zichzelf van zijn voetstuk. Die heeft te droog gestaan. Hij heeft gewacht met vallen tot wij thuis zijn. De pot is in tweeën gebroken en de vloer ligt vol met uitgemergelde potaarde. Een nieuwe pot kopen, dat kunnen we ook aan het lijstje toevoegen.
En oh ja, ik moet niet vergeten om binnenkort op een nieuwe zwembroek uit te gaan, anders loop ik volgend jaar weer in dat versleten ding. Het elastiek is er totaal uit, wat al een paar jaar lang bij het in en uit het water gaan tot onverantwoorde risico’s leidt.
Zo gaat het maar door. Er is geen enkel moment in het jaar, dat er zoveel opvalt wat er nog moet gebeuren als na een vakantie. Binnen de kortste keren is het vakantiegevoel geheel verdwenen.
Ik heb denk ik last van het postvakantiesyndroom. Het zal de overgang wel zijn, laten we het daar maar op houden. De overgang van de onbezorgde, kalme vakantiemodus naar het dagelijkse ritme. Sommige mensen blijven te lang in de vakantiemodus hangen. Anderen gaan in de week na hun vakantie nieuwe plannen maken. Dat is ook een strategie. Ik schiet te snel in de actiemodus. 
Laat ik eerst maar eens wat gaan zingen. Dat helpt tegen alle kwalen.

1 opmerking: