donderdag 24 september 2015

MEA MAXIMA CULPA



Als ik in de winter om 6.45 uur de Willibrorduskerk in kwam, was het daar angstig stil en donker. Alleen vanuit de half openstaande deur van de sacristie, aan de andere zijde, viel een flauw streepje licht de lege ruimte in. Het donker strekte zich hoog en kil boven mij uit. Dit was het huis van God en hij was alomtegenwoordig. Maar bang voor het donker liep ik, rende ik bijna, door het zijpad. Elk voetstapje weerklonk in de duisternis.
In de sacristie trok ik een zwart toga over mijn kleren aan. Daaroverheen kwam de witte superplie.
Piet Boeijen, de koster, hield een oogje in het zeil. Ondertussen legde hij de gewaden voor de priester klaar. ’s Morgens vroeg stond er vaak een korzelige uitdrukking op zijn gezicht. Was een misdienaar iets te laat of hing er een toog verkeerd, dan kwam er in zijn tirade een verdomme mee. Tenminste, als de pastoor of kapelaan nog niet aanwezig was. Ik vond dat zorgelijk, want de priester mocht er dan wel niet zijn, God luisterde altijd mee.
De twee misdienaars en de priester stelden zich achter elkaar op in de betegelde gang. Nu mochten we niet meer praten. De voorste misdienaar deed de deur naar de kerk open en trok – niet te hard en niet te zacht – aan de grote bel links. Dan liepen we vroom, de handen voor de borst met de palmen tegen elkaar en de vingers omhoog, het altaar op, beducht om niet te vallen over de lange toga.

Kapelaan ter Steeg had gevraagd of ik misdienaar wilde worden. Mijn ouders vonden het belangrijk en eervol. Zij hoopten in stilte op een priesterschap en dit zou een mooie eerste stap zijn.
Nee zeggen kwam niet in mij op. Daarnaast leek het me aantrekkelijker om op het toneel van de kerk een kleine rol te vervullen dan om naamloos in de kerkbank een uur lang stil te zitten.
Bovendien had ik thuis op zolder al vaak de mis opgevoerd. Staande achter een oude commode in een heus kazuifel spreidde ik mijn armen en richtte mijn blik omhoog naar de vliering. Vervolgens zegende ik de perensap, die de miswijn verving.
Een misdienaar voerde verschillende taken uit. Zo baden wij het confiteor, reikten het water aan voor de handwassing, en luidden de bel voor  de consecratie.
Het bleek geen sinecure. De Latijnse gebeden diende je uit het hoofd te kennen en je moest weten wat je op welk moment moest doen. Zeker bij pastoor Beutener luisterde dat nauw. In de ochtendmissen hield hij een straf tempo aan. Door een spraakgebrek kwam ik niet altijd snel genoeg uit mijn woorden. Dan nam de pastoor het bidden van mij over en staarde ik, met de blikken van de parochianen in mijn rug, verslagen naar het zwarte marmer van de altaartreden.
Tussen het epistel en het evangelie dienden wij de houten lessenaar met het misboek van de linker- naar de rechterzijde van het altaar te verplaatsen. Omdat ik dat zware boek een keer bijna had laten vallen, voelde ik steeds de kritische blik van Beutener in mijn rug.
Een andere keer had ik mijn altaarbel niet goed neergezet. Die donderde toen met veel kabaal van de treden af. Het gerinkel galmde nog lang na in de kerk. Het kon niemand ontgaan zijn welke stommiteit ik begaan had. Mea culpa.
Plechtige missen op zon- en feestdagen waren een belevenis. Dan reikten wij het walmend wierookvat aan. Of we brachten het wijwatervat met de kwast zodat de pastoor de gelovigen kon behoeden tegen onheil. Ik vond het jammer dat ik de kwast niet mocht hanteren.
Soms werd er een mis voor drie heren opgevoerd. Opzij van het altaar stonden er dan enkele  stoelen waar de priesters konden plaatsnemen. Liep er een priester op een stoel af, dan diende je bliksemsnel achter de stoel te gaan staan. Je moest dan vlug de achterzijde van het kazuifel pakken om deze in één vloeiende beweging over de rug van de stoelleuning te draperen. Daarbij tastte ik meestal mis. Met een rood hoofd zag ik dan hoe de priester, mea maxima culpa, met zijn volle gewicht dat prachtige gewaad zat te verkreukelen. Ik had al zo’n  idee wat Piet Boeijen er van zou zeggen. 
Na enige jaren kwam er een einde aan mijn plichtsgetrouw misdienaarschap. Tot acoliet heb ik het niet meer geschopt. 

zondag 20 september 2015

GAST AAN TAFEL



Tja, hoe moet het verder met onze democratie?
Ik hou wel van politici die duidelijk zijn in hun visie en doelen, hun rug recht houden bij tegenwind en er niet voor terugschrikken om impopulaire maatregelen te nemen. Maar een politicus, die in de huidige tijd impopulaire maatregelen neemt, weet dat hij daarmee zijn eigen einde inluidt.
We leven niet meer in de vijftiger jaren, waarin de kiezers blind hun voormannen volgden. Burgers zijn mondiger geworden. Zij willen gehoord worden en niet alleen via het potlood in het stemhokje. Dat stelt nieuwe eisen aan de democratie.
Overheden en beleidsmakers bedenken daarom nieuwe vormen om burgers bij het beleid te betrekken, zoals bewonerspanels, ontwikkelgroepen, kenniscafé’s, wijkschouwen en participatiegroepen. Het nieuwste woord is Tafel. Daarmee worden uiteenlopende vormen van overleg met belanghebbenden bedoeld, bijv. over de herinrichting van een plein of de buurtveiligheid. (De keukentafel hoort overigens niet in dit rijtje thuis).
Naar aanleiding van de problemen met de gaswinning werd in Groningen begin 2014 een Dialoogtafel opgericht. De commissie Meijer had vastgesteld dat het vertrouwen in de Rijksoverheid en de NAM onder de inwoners van Noord-Oost Groningen ver te zoeken was. Bestaande overlegstructuren zouden dit probleem onvoldoende kunnen oplossen.
Een Tafel, het huiselijk symbool voor gemeenschappelijkheid en verbondenheid, zou meer perspectieven bieden. Bewoners, ondernemers, overheden en NAM werden maandelijks uitgenodigd om als gast aan tafel aan te schuiven.
De Dialoogtafel heeft anderhalf jaar gefunctioneerd. Begin september werd besloten om de tafel op te doeken. Tafelvoorzitter Jacques Wallage legt in Trouw (10-09) uit waarom dit nieuwe democratische middel mislukt was. ‘De overheden en de NAM wilden het liefst zelf de dienst uitmaken. De dringende noodzaak om op één lijn te komen met maatschappelijke organisaties voelden zij niet’.  Akkoorden werden buiten de Tafel om gesloten. ‘We mochten hoogstens een punt of een komma veranderen’. Voor iemand die zelf zijn hele leven de overheid gediend heeft is dit forse taal.
De Belgische schrijver David van Reybrouck pleitte in zijn boek Tegen Verkiezingen om een door loting geselecteerde groep burgers te laten meewerken aan beleid en wetgeving. Geïnspireerd door zijn ideeën vroeg de Utrechtse wethouder Lot van Hooijdonk 165 Utrechters om drie dagen lang mee te denken over het milieu- en energiebeleid van de gemeente. Van Hooijdonk wil meer geïsoleerde woningen, windmolens en zonnepanelen. ‘Als dit allemaal al zo duidelijk is, waarom heeft u dan die burgers nodig?’, vroeg de Volkskrant (06-01) aan haar. Het antwoord van de wethouder luidde, dat het beleid alleen haalbaar is als er draagvlak is onder de inwoners.
Maar wat gaat het bestuur doen als de burgers tot andere oplossingen willen komen, was daarop de volgende vraag. Van Hooijdonk: ‘Als er iets heel anders uitkomt dan we verwachten, moeten we bekijken hoe we er politiek mee omgaan’.
Duidelijker kan het dilemma van de hedendaagse bestuurder, die de burgers wil laten participeren, niet weergegeven worden.
Paul Verhaeghe, een andere Belgische opiniemaker, bepleit ook nieuwe vormen voor het participeren van burgers (Trouw, 12-09). Als mooiste voorbeeld haalt hij een vorm van volksraadpleging over het energiebeleid in Texas aan het einde van de 19e eeuw aan. Er werd informatie gevraagd aan alle betrokken belangengroepen. Pas toen iedereen het eens was over alle informatie, werd deze voorgelegd aan een vertegenwoordiging uit de bevolking.
Het heeft blijkbaar gewerkt, maar als we in 125 jaar geen beter voorbeeld kunnen vinden van participatie, dan vrees ik het ergste voor de vernieuwing van de democratie.
Participeren moet je leren, las ik ooit ergens. Die leuze sloeg op de burger die moet leren verder te kijken dan zijn eigen neus lang is. Ik zou denken dat de slogan meer van toepassing is op degenen die moeten leren om hun macht te delen.


Naschrift: het ‘stadsgesprek energie’ in Utrecht is volgens de website van de gemeente succesvol verlopen:  http://www.utrecht.nl/utrechtse-energie/stadsgesprek-energie/

zaterdag 12 september 2015

THE LAST TIME



Alpe Dèvero is een klein, autoloos dorpje hoog in de Italiaanse Alpen, niet ver van de Zwitserse grens.
Ik moest daar toch in de buurt zijn, dus ik greep de gelegenheid aan om enkele dagen door de bergen te wandelen. Ik vond onderdak in Casa Fontana, een geheel uit hout opgetrokken pension.
De gelagkamer, gevuld met lange eikenhouten tafels, stroomde elke avond weer vol met hongerige bergwandelaars of mensen die zich als zodanig voordeden.
Als einzelgänger had ik het kleinste tafeltje van het huis, weggestopt in een hoek naast een ouderwetse, glimmende vleesmachine. Er stond een houten kastje gevuld met gezelschapspelletjes en  boeken over Alpenflora en over wandelpioniers, die tachtig jaar geleden in een plusfours  voor de camera poseerden.
Hoewel ik wat onwennig alleen aan mijn tafeltje zat, verveelde ik mij niet tijdens de viergangenmaaltijden. Vanuit mijn hoekje had ik een uitstekend zicht over de gehele zaak.
Op de tweede dag van mijn verblijf zat er een echtpaar met twee meisjes van – naar schatting – vier en twee jaar oud. Hij was Fransman, zij Engelse. Ik kon de gesprekken, afwisselend in het engels en frans, niet negeren.
Vanaf het begin was duidelijk, dat de meisjes niet zo’n zin hadden in het eten en niet van plan waren om rustig op hun stoel te blijven zitten. Terwijl papa en mama al lang klaar waren met het voorgerecht, had het kroost nog geen hap genomen. De irritatie bij de ouders nam merkbaar toe, maar zij wilden zich van hun goede kant laten zien.
‘Do you want me to help you?’, vroeg de vader gedienstig.
De meisjes reageerden niet. Zij speelden vervaarlijk met hun lege wijnglazen en gebruikten hun mes om de servetten te bewerken.
‘Shall I cut your spaghetti, sweetheart?’, probeerde moeder nog eens poeslief.
Nog meer dan het gebrek aan eetlust was de lawaaiierigheid van de meisjes een bron van irritatie voor de ouders. Door elkaar heen pratend legden de ouders uit, dat je in een restaurant niet zo luidruchtig mag zijn. Ik voelde de spanning oplopen.
Om het draaglijk te houden nam vader om het kwartier zijn dochters even mee naar buiten. Papa ging daar gelijk staan telefoneren. Hij had blijkbaar nog andere zaken aan zijn hoofd.
Het eerste bommetje barstte bij het hoofdgerecht. Het oudste meisje brulde onbedaarlijk dat zij het eten niet lustte. Moeder greep in, vader nam het direct over en vervolgens trok moeder het gillende kind op schoot. Haar boodschap was voor het hele restaurant te horen: nu ga je rustig eten, anders ga je naar boven! This  is the last time!
Voor de gasten in het restaurant brak nu een periode van relatieve rust aan.
Bij het desert hadden de meisjes zich weer van tafel losgemaakt. Ze waren niet geïnteresseerd in ijs met chocola. Ze hadden een bank met kussens ontdekt, waar ze met veel gegil aan het spelen waren. The last time bleek dus een rekkelijk begrip.
Pas na het eten ontdekte ik dat het gezin de kamer naast mij had.
Om elf uur barstte de tweede bom. Vanuit het niets begon de vrouw tegen haar man te schreeuwen en te vloeken. De kannonade ging het hele Casa door. Ik schrok bijna net zo hard, als toen er eerder die dag op een bergweide een troep koeien op mij af kwam hollen.
‘It’s always the same!! You have done nothing!!! I have told you, this was the last time! THE LAST TIME!!!’
Ik hoorde geen tegengeluid van de man, maar blijkbaar maakte hij aanstalten daartoe.
‘Tais toi, tais toi!’, gilde de vrouw.
Manlief  hield zich wijselijk aan dit advies.
Ik zat met bonzend hart in mijn kamertje en verwachtte elk moment het geluid van brekend glas of vallend meubilair.
Het werd echter akelig stil. Ik hoorde slechts nog het ruisen van een bergbeek.

De volgende morgen zat ik als eerste aan het ontbijt. Ik had snode plannen. Ik wilde de Passo della Rossa bedwingen en via een stukje Zwitserland weer terugkeren.
Achter mij hoorde ik voetstappen de houten trap afkomen. Vader kwam binnen met zijn oudste dochter. Ze pakten wat taart en fruit van de ontbijttafel. Zonder te spreken gingen zij aan tafel zitten. Ik was nu niet meer de enige die zwijgend aan het ontbijt zat. 
Moeder en jongste dochter heb ik niet meer gezien.

vrijdag 4 september 2015

MUZIEK MAAKT MENSEN BLIJ



In het noorden van de Italiaanse Alpen op een beboste helling boven het Val Antigorio ligt het gehucht Maglioggio. Vijfentwintig grijze huizen zijn het, veel meer kan het niet zijn. Voor een deel zijn ze onbewoond en vervallen. Bloembakken onder  de ramen geven aan of een huis bewoond is. Smalle paadjes van gras en keien kronkelen tussen de dichtopeenstaande huizen door. Boven in het dorpje staat het kerkje van San Antonio, gebouwd in 1642. De wit-roze verf van de gevel bladdert. In de felle zon schieten hagedissen schichtig over het pleisterwerk.

Binnen staan aan beide zijden van het middenpad zeven kerkbankjes voor 3 à 4 personen. Waar de zonnestralen binnendringen zie je de spinnenwebben onder de banken hangen. Links achterin hangt het dikke koord voor het luiden van de klok.
In het midden boven het altaar, omgeven door witte barokengeltjes, staat het beeld van de heilige Antonius. Hij heeft een staf in de ene en een gebedenboek in de andere hand. Met de kap van zijn bruine pij over zijn hoofd kijkt hij deemoedig door het getraliede raam naar buiten. Aan zijn voeten op het altaar staan zilverkleurige kandelaren om en om met plastic bloemen waarvan de kleuren verbleekt zijn.
Eeuwenlang hebben hier boeren en vakwerkers op de knieën, het hoofd gebogen en de ogen toegeknepen, vergeving gevraagd voor hun zonden en gebeden om genezing en geluk.
Op deze plek zongen negen Nederlandse zestigers vorige week liederen uit de Venetiaanse Barok, van Monteverdi tot Caldara en Vivaldi, muziek die even oud is als het kerkje. Het hele dorp was er voor uitgelopen, de bankjes zaten vol. Voor de openstaande buitendeur stonden nog enkele toehoorders.
Meer dan anderhalf uur zongen we, begeleid door Roberto op de piano, solo aria’s, duetten, terzetten en koorstukken. We hadden er een week lang hard op geoefend en barokke versieringen toegevoegd. Het Italiaans moest perfect zijn, het barokritme hoorbaar en de emotie voelbaar.
Alle zangers  zaten links en rechts van het altaar, samengedrukt in een hoekje op een veel te laag hard houten bankje. Daar wachtten we met kloppend hart onze beurt af. Tijdens het optreden ontstond de bekende vorm van bewustzijnsvernauwing. Er dringt weinig door, de tijd gaat snel en na afloop weet je eigenlijk niet meer wat je nu precies gedaan hebt.
De toehoorders luisterden aandachtig en beloonden elk optreden met een warm Italiaans applaus.
Na afloop dronken bewoners en zangers met elkaar een glas. De volle maan, die op deze avond dicht bij de aarde stond, rees in het oosten boven de donkere bergrand uit.
We waren gelukkig.
De volgende avond herhaalden we het programma in de kerk van Mozzio aan de overkant van het dal.
Don Davide, de priester die meer dan twintig kerken onder zijn hoede heeft, had zich een warm voorstander betoond. ‘Muziek maakt mensen blij en ik heb God beloofd, dat ik mensen blij zal maken’, zo had hij verkondigd. Don Davide heeft duizenden volgers op Facebook, dus zijn boodschap moet zich sneller over het dal hebben verspreid dan het gebeier van de vele kerkklokken op het hele en halve uur.
De San Giacomo in Mozzio is een stuk groter. We moesten derhalve nog beter artikuleren en onze gezongen boodschap naar de achterzijde van de kerk richten, zo ongeveer naar de plek waar je tegen betaling een kaarsje kunt opsteken en waar Mariabeeldjes staan die kunnen oplichten in het donker.
Het werd wederom een mooie, gevoelige avond. Na afloop werd gezegd, dat er mannen onder de toehoorders waren die hun tranen de vrije loop hadden gelaten. Don Davide, op de eerste rij, klapte het hardste en het langste van allemaal. Hij was het ook die, zijn belofte indachtig,  om een toegift vroeg.
Daarna overhandigde de gemeentesecretaris als blijk van waardering van de gemeenschap een immens grote mand met vleeswaren aan de Maestro di Musica. Een groot assortiment van worsten, ham en andere vleeswaren uit de streek, van rund, varken, hert  en ezel, fraai gerangschikt en verpakt in de rieten mand. Aan alles was gedacht. Slechts één detail was over het hoofd gezien. De maestro is al jaren vegetariër.

Postscriptum.
Meer informatie over deze zangweek is te vinden op: http://www.belcantoindebergen.nl/belcanto/baroccoveneziano.html
Er zijn plannen om dit programma in de eerste maanden van 2016 naar Nederland te halen. De onovertroffen pianista  zal hiertoe worden ingevlogen. Houd de concertagenda in de gaten. Of laat het me weten als je een uitnodiging wilt ontvangen.