MUZIKALE BEWEGING
Soms betrap ik mijzelf er wel eens op.
Dan sta ik te zingen in een ensemble en beweeg ik met mijn
bovenlijf om een noot die nadruk moet krijgen er mooi uit te laten komen. Die
beweging is overbodig, maar ze komt als vanzelf. Ik ben daar niet de enige in.
Zo zag ik ooit een Tsjechische sopraan bij elke hoge noot beide
armen omhoog zwaaien, alsof zij gebaarde dat het publiek moest gaan staan.
Van het door mij gewaarde oudemuziekensemble Vox Luminis
staat een opname-sessie op YouTube. Men zingt het vijfstemmige Lord rembember not
our offences van Henry Purcell. Het is een opname zonder publiek. Het ensemble lijkt,
onder aanvoering van de boomlange bas Lionel Meunier, bevangen door een virus
waardoor verschillende zangers om beurten door hun knieën zakken.
Het is prachtig gezongen, dat wel.
Dirigenten kunnen er ook wat van.
Ik heb Ton Koopman nog nooit met een rustig bovenlichaam
voor een orkest zien staan of zitten. In beweeglijkheid wordt hij echter met
vlag en wimpel verslagen door Lars Ulrik Mortensen, de Deense barokdirigent, die
wapperend met zijn armen op de kruk achter het clavecimbel heen en weer
stuitert.
Vorig jaar zag ik Lars Ulrik Concerto Copenhagen dirigeren
in de Hohe Messe van Bach. Hij bewoog mee met elke Seufzer, draaide voortdurend
met beide handen hoog in de lucht en keek met open mond en pijnlijke blik alsof
hij zelf het leed van de wereld moest dragen. Toen hij na het laatste Donna
nobis pacem opsprong vanachter zijn kistorgel, met een vuurrood hoofd, zijn
handen omhoog gestrekt, de blik gepassioneerd naar de hemel gericht en zo een
tijdlang bleef staan, leek het even of hij klaargekomen was.
Waarom maken musici bewegingen?
Beweging zorgt voor een doorgaande klank. Je helpt jezelf
bij het leggen van de juiste nadruk of het volgen van de maat. Een beweging
voorkomt het vastzetten van adem en spanning. Muziekdocenten laten hun
leerlingen vaak armbewegingen maken voor een mooi legato of kniebuigingen voor
het halen van een hoge toon. Die bewegingen sluipen ongemerkt de
uitvoeringspraktijk binnen. Het worden maniertjes om de spanningen van het
optreden te kanaliseren.
Voor anderen is de beweging
een uiting van de gevoelens die het muziekstuk oproept.
Deze week zag ik een optreden van het strijkkwartel Danel.
Voor de aanvang van het concert zagen we dat er voor de eerste violist een
extra brede pianokruk was neergezet. Dat was al een voorteken.
Marc Danel bleek inderdaad een beweeglijk violist. Hij
schoof tijdens het spelen naar links en rechts en omhoog en omlaag. Regelmatig
leunde hij achterover en tilde zijn voeten van de vloer. Zijn
lievelingsbeweging was de opgeheven knie. In een uiterste poging om de noten zo
gevoelig mogelijk uit de snaren te halen hief hij een knie zover naar zijn
borst, dat de voet boven de andere knie zweefde.
Op het hoogtepunt van Haydns strijkkwartet opus 20 nr. 5
trok hij zelfs beide knieën tegelijk in spreidhouding omhoog. Vanaf onze plek
op de tweede rij konden we goed zien dat het een mannetje was. Het was de
houding van een baby die verschoond moet worden.
Die aanblik leidde teveel af van de muziek. Daarom probeerde
ik mij op mijn gehoor te concentreren. Marc Danel maakte het ons echter niet
gemakkelijk. Zoals wel meer musici had hij ook nog eens de hinderlijke gewoonte
om voor een aanzet opvallend luidruchtig door de neus in te ademen. Zo werden
Haydns harmonische klanken gemengd met de geluiden van het optrekken van de
neus.
Het tegenovergestelde komt ook voor.
In het orkest van de Nederlandse Bachvereniging zag ik een
violiste, die onderuitgezakt met kromme rug op haar stoel zat. Tijdens het
spelen van de snelle Händelnootjes
staarde ze met de blik van een verstandelijk gehandicapte wezenloos naar
het plafond van TivoliVredenburg. Haar spel was prachtig.
Gods muzikale wereld kent rare kostgangers.
Als de muziek maar mooi is.
Pieter Jan Leusink is zo theatraal in zijn dirigeren dat het mij tegenstaat.
BeantwoordenVerwijderen