EEN NIEUW JAAR
Het is zondag 3 januari en het is mijn tijd om een rondje te joggen.
Op straat liggen her en der verdorde kerstbomen. De feestdagen zijn
voorbij, de kerstboom is de deur uit en de mensen gaan over tot de orde van de
dag. Of ze dromen alvast over de volgende vakantie. Verder zie ik overal niet-opgeruimde
overblijfselen van vuurwerk: lege dozen met zwartverbrande gaten en massa’s
verregende rode papierresten.
De jaarwisseling is rustiger verlopen dan vorig jaar. In Utrecht gingen
slechts 37 auto’s in de fik. Dat geeft minder gewonden dan dat ontploffende
vuurwerk, dus dat scheelt.
Ik ren weg van de koelkast die nog vol staat met restjes eten van de
feestdagen; weg van de broodtrommel waar nog wat rimpelige, hardgeworden oliebollen
liggen te wachten op een consument.
Mijn gedrag is geheel in overeenstemming met de actuele sterreclames
die proberen te verleiden tot afvallen en sporten, inspelend op de goede
voornemens, die mensen maken aan het begin van het jaar.
Ik ben niet zo van de voornemens. Als ik iets wil veranderen hoef ik
toch niet tot 1 januari te wachten? Elisabeth Kübler-Ross, de eerste seculiere
specialist in sterven, zei het al: leef elke dag alsof het je laatste dag is.
Ik hol naar Park Bloeyendael, een kleine oase van rust, ingeklemd
tussen twee snelwegen en twee vierbaans provinciale wegen. Hier kronkelen kleine
paadjes tussen elsen en rietland. Eenden en futen drijven bewegingsloos op het
water, merels schieten onder de doornhaag.
In mijn hoofd hoor ik het opgewekte openingsdeel uit Bach’s cantate BWV
190 voor Nieuwjaarsdag: Singet dem Herrn
ein neues Lied ( https://youtu.be/LHJmpZLSnxo
). Eerst loven wij god en daarna vragen wij
zijn bescherming tegen Pestilenz en Krieg in het komend jaar. Allelujah! Zo
opgewekt mag het begin van het jaar wel zijn.
Op de maten van de muziek ren ik het nieuwe jaar in, niet wetend wat
het jaar gaat brengen. Maar een paar zekerheden zijn er in ieder geval.
Ik blijf zingen (‘ein neues Lied’) en schrijven en op 1 mei a.s.
eindigt mijn arbeidscontract. Dan heb ik nog twee jaar te gaan tot mijn
pensioen. Tenzij er nog tijdelijke baantjes of klusjes opduiken eindigt dan
mijn arbeidzaam leven. Joggend door Bloeyendael komt me dit eigenlijk als een
belachelijke gedachte voor. Pensioen? Dat is toch iets voor ouderen?
‘Ben je bang voor het zwarte gat?’, heeft men mij al meermalen gevraagd.
Tot nog toe kon ik me geen voorstelling maken van het zwarte gat. Twee
jaar geleden heb ik al twee dagen ingeleverd. Die tijd heb ik zonder moeite
weer gevuld.
Maar stel dat ik, geheel vrij van verplichtingen, ’s morgens op sta en nog
niet weet wat ik die dag ga doen. Dan
lees ik eerst uitgebreid de krant, gooi een wasje in de wasmachine, maak een
puzzeltje, doe een boodschap, ruim wat troep op en voor ik het weet is het
avond en vraag ik me af, wat ik eigenlijk gedaan heb die dag. Dat lijkt me niet
erg bevorderlijk voor de stemming en het zelfvertrouwen. Zou dat het zwarte gat
zijn?
Minder werken, dat heb ik al gemerkt, is in eerste instantie
aantrekkelijk. Niet meer zo hard lopen, dat is wel prettig. Wat ik nu doe kan
je eigenlijk al geen hardlopen meer noemen. Maar wie denkt dat je met meer
vrije tijd in een aanhoudende gelukzalige stemming terecht komt, een soort voorportaal
van de hemel, vergist zich. Of je je gelukkig voelt, is maar voor een klein
deel afhankelijk van de omstandigheden, las ik laatst nog.
Je moet er zelf iets voor doen.
Komt hier toch een soort voornemen voor het nieuwe jaar om de hoek?
Bezweet uithijgend rek ik op het bomenpad langs de Karel Doormanlaan
mijn spieren op. Met mijn hoofd omlaag wordt mij een kwalijke geur gewaar en
besef ik dat ik ook in dit nieuwe jaar weer eens in de hondenpoep getrapt ben.
Ik wens je een gelukkig nieuwjaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten