PUNTJE, PUNTJE,
PUNTJE
Afgelopen zondag bezochten we de tentoonstelling Seurat, meester van het pointillisme. De
Franse schilder Georges Seurat (1859 – 1891)
bouwde zijn schilderijen op uit ontelbare stipjes. Hij werkte veel aan
de Noord-Franse kust om ‘zich te bezatten aan het licht’. Daarnaast legde hij
taferelen in Parijs vast, zoals een circusact en dansers in een nachtclub.
Seurat heeft diverse keren mijn pad gekruist.
Om mijn studentenkamer aan de Oude Kamp in Utrecht te
verfraaien kocht ik in 1976 een grote poster van Un dimanche après-midi à l’Île de la Grande Jatte en prikte die op
de wand van grijze glaswolcement platen.
In ‘97 bezochten we de tentoonstelling Seurat and the bathers in the National Gallery in London. In onze
kelder hangt als decoratie nog altijd een plastic tasje met een detail van Une baignade, Asnières, een soortgelijk tafereel
als hierboven. Wat we in London verder aan werken gezien hebben, weet ik niet
meer. Daarom was het geen enkel bezwaar om opnieuw een Seurat-expositie te
bezoeken. Vergeten heeft ook zijn voordelen.
Eigenlijk is het bezoeken van zo’n tentoonstelling gekkenwerk.
Het aantal schilderijen dat ik gemiddeld genomen op een normale dag bekijk ligt
in de buurt van de 0,01. Opeens ga ik dan in een paar uur tijd 60 schilderijen
bekijken. Is dat niet te veel en te snel? Kunstpresentator Pierre Janssen kon wel
een half uur geboeid naar één schilderij kijken. Maar ja, we staan langdurig in
de rij om binnen te komen en leggen er € 17,50 p.p. voor neer. Dan ga je niet
vier schilderijen uit en te na bestuderen en vervolgens weer naar huis. Dat langdurig
kijken kan je thuis op Internet ook nog doen.
Ik moet bekennen, dat ik me niet altijd even gemakkelijk
voel in een museum. Als ik mijn jas en tas heb afgeleverd en aarzelend de
eerste zaal in loop, vraag ik me af hoe ik het bezoek ga aanpakken.
Kijk ik gewoon naar wat er te zien is op de schilderijen of
let ik op wat een werk bij mij oproept? Probeer ik te achterhalen wat de
schilder wil uitdrukken of wat het zegt over de tijd waarin het ontstaan is? Of
kijk ik naar de wijze van schilderen, de compositie, de lichtval, de techniek? Ik
wissel nogal eens van invalshoek.
Hoe dan ook vraag ik me af, wat de keuze van het onderwerp
en de wijze van schilderen zeggen over de maker. Wat voor man ben je als je een
schilderij uit duizenden puntjes opbouwt?
Verder kijk ik in een museum - ik kan er niets aan doen, ik ben zo opgeleid -
ook naar de andere bezoekers (overeenkomstig
de definitie: a psychologist is someone who, when a good-looking girl enters
the room, watches everybody else).
Er zijn bezoekers, die minutieus teksten doorlezen en
nauwelijks een blik werpen op het betreffende kunstwerk. Je hebt de Japanners
die zich op de foto laten zetten naast een overbekende van Gogh.
Er zijn de ingewijden die hard pratend in de rustige zaal hun
kennis aan anderen laten blijken en je hebt de stille kijkers, mensen die heel
lang en zonder beweging tussen het schuifelende publiek hun blik op een
schilderij gericht houden.
Seurat zelf had weinig aandacht voor de mens. Hij schilderde
het liefst boten en rotspartijen aan de kust. Zonder mensen. Op werken waar hij
deze wel schildert, zoals boven, lijken het levenloze poppen, stijve figuren,
in zichzelf verzonken, zonder beweging en zonder contact met anderen. Opvallend
zijn de dames met de kunstmatig vergrote derrières, een contrapunt met de
boezem aan de voorzijde. Het lijkt een tijd van knellende structuren. Zou
Seurat zich met zijn puntjestechniek ook een keurslijf opgelegd hebben?
Vragen opwerpen, het hoort bij de kunst. Pierre Janssen kon er
ook wat van. Dan hield de camera zijn blik een tijdlang gevangen. Daarna zette
de muziek in.