DE WARMTE VAN EEN ALT
Mocht men mij onverhoopt in een quiz vragen om drie
wereldberoemde, nog actieve alten te noemen, dan zou ik, ondanks dat ik
dagelijks evenveel klassieke muziek luister als een gemiddelde Nederlander
televisie kijkt, met mijn mond vol tanden zitten. In nagenoeg alle concerten
die ik de laatste jaren heb bijgewoond werd de altpartij door een countertenor
vertolkt.
Kijk je in Wikipedia naar de lijst van klassieke
zangeressen, die een plekje hebben in de online encyclopedie, dan staan er
bijna uitsluitend (mezzo-)sopranen. Kortom, de alt lijkt een uitstervend ras.
Met name in de oude muziek hebben countertenoren het werk
van de alten overgenomen. In de 17e en 18e eeuw werden
alle partijen door jongens of mannen gezongen. De inzet van countertenoren past
daarom goed bij de historische uitvoeringspraktijk.
Countertenoren zingen meestal technisch perfect. Zij laten
hun stem elastisch en zuiver in de hoogte rondtollen. Dat geeft een mooie klank
zonder rafels. Ze hebben daarbij het voordeel dat zij niet met een stembreuk te
maken hebben. Andreas Scholl, Philippe Jaroussky, Damien Guillon of Maarten
Engeltjes kunnen prachtig zingen.
Toch hoor ik liever een alt.
Het geluid van een alt is warmer en rijker aan klank. Door
de borststem hoor je meer verschillende tinten. Wat sommigen te zwaar vinden
(‘die stem van Natalie Stutzman kan echt niet bij Bach’) vind ik mooi. Om
dezelfde reden hoor ik ook liever een gewone sopraan dan een jongenssopraan.
Het jongensgeluid klinkt ijler.
Nog mooier dan een alt vind ik een een contra-alt of lage
alt. Dat is warmte, gevoel en melancholie in het kwadraat. Daarvoor zet ik de
radio harder. Laat ik het werk uit mijn handen vallen. Of zet ik de auto aan de
kant. Dan geef ik me over aan dat hemelse geluid. Kon ik met zo’n alt nog eens
een duet zingen!
Kathleen Ferrier en Aafje Heynis waren in de twintigste eeuw
beroemd om hun lage timbre. Tik je wereldberoemde alten in op Google, dan kom
je hun namen tegen.
Maar ook deze tijd kent zijn mooie contra-alten. Delphine
Galou is er zo een.
Ik kan er nog zoveel over schrijven, beter is het om de
zangers te horen.
Luister eens naar twee versies van de meest beroemde
altaria, Erbarme dich uit de
Matthaeus Passion van Johann Sebastiaan Bach. De eerste opname is van de
countertenor Damien Guillon, de tweede van Delphine Galou.
(de zangers zetten na ongeveer één minuut in)
Over smaak valt niet te twisten. De een vindt dit mooi, de
ander dat.
In het geval van de voorkeur voor een countertenor of een alt
speelt er echter nog een ander element mee.
Bij een alt hoor je een vrouw. Bij een countertenor komt er een
vrouwelijk geluid uit een mannenlichaam. Dat laatste werkt vervreemdend. ‘Wat
is dat voor man, die zo gek vrouwelijk zingt? Is het een achttiende eeuwse
castraat? Dan toch zeker wel een homo!’ Alfred Deller, de eerste grote
countertenor uit de twintigste eeuw, zette een portret van zijn vrouw en
kinderen op de piano om dit soort gedachten tegen te gaan.
Toen ik zelf leerde om hoger te zingen vond ik het
aanvankelijk ook raar om mezelf met een hoge stem te horen. Toen ging het niet
eens over zingen met een kopstem.
Countertenoren tasten het beeld van de mannelijke identiteit
aan. Dat is voor mannen misschien nog meer verwarrend dan voor vrouwen. Mijn
hypothese is, dat mannen liever een alt horen en dat het voor vrouwen niet
uitmaakt.
Mannelijke zangers kunnen dus het gehele register kiezen. Er
zijn zelfs mannen die sopraanpartijen zingen, sopranisten. Vrouwen zijn
beperkter in hun keuze. Dat botst met mijn ideaal van gelijkwaardigheid en
rechtvaardigheid. Alten moeten de tenoren maar terugpakken door als teneuze te
gaan zingen.
Laten de andere alten de podia terugveroveren. Alten aller
landen: laat uw arias galmen!
Dank je wel voor deze mooie column!
BeantwoordenVerwijderenAlten hebben het altijd moeilijk. Alle steun is welkom!
Hilde
p.s. heb je Bernarda Fink wel eens gehoord? Mooie diepe alt. Wel te vinden op youtube.
VerwijderenHilde