DE LESSEN VAN DE COL
D’ALLOS
Afgelopen woensdag beklommen de renners in de Ronde van
Frankrijk de Col d’ Allos.
Ik zat met meer dan gewone belangstelling voor de televisie.
Dit is de enige berg van naam die ik ooit zelf opgefietst ben. Dat
was in 1978, ik was 26 jaar jong en mijn knieën waren nog in de bloei van hun
leven. Ik reed in Frankrijk zonder voorbereidende training, op een goedkoop, paars
racefietsje met acht versnellingen. Van een bergverzet had ik nog nooit
gehoord. De fiets was zwaar beladen met twee tassen naast het voorwiel, een
stuurtas en twee achtertassen. Achterop de bagagedrager vervoerde ik nog een
tent en een slaapzak. Mijn kleding bestond uit een kort, sportbroekje met wijde
pijpen en een blauw katoenen hemdje met oranje bies.
Ik was op fietsvakantie met Paul en Vincent. Na een dag
fietsen volgde steeds een dag luieren. We kampeerden op campings municipales,
meestal zonder te betalen. We aten enorme hoeveelheden stokbrood met brie en
creme de marrons en kookten eenvoudige maaltijden op twee campinggasjes.
Na een dag of tien wilden we naar het noorden toe. Daar lag
echter de hoge Col d’Allos in de weg. We telden het aantal enkele en dubbele
pijltjes op de Michelinkaart, de indicaties voor het stijgingspercentage, en
schatten in dat het moest kunnen. Je wilt tenslotte steeds hogerop.
Ik kende Paul en Vincent van mijn studie psychologie. We
waren bijna afgestudeerd en keken met huiver naar het moment dat we afscheid
moesten nemen van de studietijd met al zijn vrijheden en geneugten en ons
zouden verbinden aan een baan, een partner en een huis.
Op onze luierdagen lagen we voor de tent op ons matje te lezen, dagboeken bij te
houden of te niksen in de zon. Werd ons dat teveel dan trokken we naar een
terras waar we achter een citron pressé verder gingen met lezen, schrijven of
kijken naar voorbijgangers.
Eigenlijk waren we vooral bezig met de vraag hoe we in het
leven wilden staan. Of we wel steeds hogerop wilden. Ik had een maand daarvoor
G ontmoet, mijn latere partner. Ik wilde iets met haar, maar zij was daar niet
aan toe. Paul had altijd wel ergens een vriendinnetje, maar elke relatie gaf
weer stof tot moeizame gesprekken. We lazen De
lessen van Don Juan van Carlos Casteneda, over de levensfilosofie van een
wijze indiaan die op hallucinerende stoffen kauwde om de wereld uit een ander
perspectief te bekijken. Ook Steppewolf
van Herman Hesse zat in de fietstas, een boek over een weifelend figuur die
zijn plek in de wereld zoekt.
Voor de beklimming van de Col d’Allos waren echter andere
kwaliteiten noodzakelijk.
De weg door het dal van de Verdon steeg de eerste 28
kilometer geleidelijk. Hier en daar stonden huizen met roestige golfplaten en
schuren van hout. In de volgende 24 kilometer ging het steil omhoog. Ik moest terug
naar mijn laagste versnelling en ging nu tergend langzaam vooruit. Zwetend en
puffend stond ik boven op de pedalen om daarna weer te gaan zitten en nog
langzamer te gaan. Vincent was een witte stip boven mij. Paul moest ergens
achter mij aankomen. In de verte zag ik de weg langs de bergrug omhoog
meanderen. Dat stimuleerde niet. Carlos Casteneda was ver weg, maar ik vroeg me
wel af wat ik aan het doen was. Na een tijd was ik zo buiten adem, dat ik wel
even stil moest blijven staan. Het voelde als een zwakte.
Uiteindelijk zijn we er gekomen, natuurlijk. Er stond een
koude wind op de col en er lag hier en daar nog sneeuw.
Daarna moesten we nog even omlaag.
Op radio en TV hoorde ik deze week de commentatoren
voortdurend benadrukken hoe zwaar en gevaarlijk deze afdeling is. Er wordt veel
overdreven in de commentaren. Het moet tenslotte een beetje spannend blijven.
Maar in dit geval hadden zij gelijk. In deze afdeling heb ik namelijk een van
de BO-momenten van mijn leven meegemaakt ( BO = Bijna Ongeluk). Ik reed met een
enorme vaart op die zwaarbeladen fiets door de onoverzichtelijke bochten
omlaag. Links waren de rotswanden, rechts het ravijn. Ik kreeg bijna kramp in
mijn vingers van het continue remmen. Ingespannen keek ik naar elke bocht. Toen
ik eenmaal opzij keek, vloog ik op een haar na tegen de rotswand aan.
De volgende dag schreef ik, op een terras in Barcelonette,
een lange brief aan G. We hebben deze week geprobeerd die brief weer op te
sporen. Tevergeefs. Nu zullen we nooit meer weten wat ik uit de kast heb
gehaald om indruk te maken op het meisje dat ik begeerde.
wat een weemoed ligt er in die foto! prachtig!
BeantwoordenVerwijderenTrea
in elk geval kon het niet meer stuk met G na deze prestatie!
BeantwoordenVerwijderenprachtige column!
Hilde