vrijdag 24 juli 2015

DE LESSEN VAN DE COL D’ALLOS



Afgelopen woensdag beklommen de renners in de Ronde van Frankrijk de Col d’ Allos.
Ik zat met meer dan gewone belangstelling voor de televisie. Dit is de enige berg van naam die ik ooit zelf opgefietst ben. Dat was in 1978, ik was 26 jaar jong en mijn knieën waren nog in de bloei van hun leven. Ik reed in Frankrijk zonder voorbereidende training, op een goedkoop, paars racefietsje met acht versnellingen. Van een bergverzet had ik nog nooit gehoord. De fiets was zwaar beladen met twee tassen naast het voorwiel, een stuurtas en twee achtertassen. Achterop de bagagedrager vervoerde ik nog een tent en een slaapzak. Mijn kleding bestond uit een kort, sportbroekje met wijde pijpen en een blauw katoenen hemdje met oranje bies.
Ik was op fietsvakantie met Paul en Vincent. Na een dag fietsen volgde steeds een dag luieren. We kampeerden op campings municipales, meestal zonder te betalen. We aten enorme hoeveelheden stokbrood met brie en creme de marrons en kookten eenvoudige maaltijden op twee campinggasjes.
Na een dag of tien wilden we naar het noorden toe. Daar lag echter de hoge Col d’Allos in de weg. We telden het aantal enkele en dubbele pijltjes op de Michelinkaart, de indicaties voor het stijgingspercentage, en schatten in dat het moest kunnen. Je wilt tenslotte steeds hogerop.
Ik kende Paul en Vincent van mijn studie psychologie. We waren bijna afgestudeerd en keken met huiver naar het moment dat we afscheid moesten nemen van de studietijd met al zijn vrijheden en geneugten en ons zouden verbinden aan een baan, een partner en een huis.
Op onze luierdagen lagen we voor de  tent op ons matje te lezen, dagboeken bij te houden of te niksen in de zon. Werd ons dat teveel dan trokken we naar een terras waar we achter een citron pressé verder gingen met lezen, schrijven of kijken naar voorbijgangers.
Eigenlijk waren we vooral bezig met de vraag hoe we in het leven wilden staan. Of we wel steeds hogerop wilden. Ik had een maand daarvoor G ontmoet, mijn latere partner. Ik wilde iets met haar, maar zij was daar niet aan toe. Paul had altijd wel ergens een vriendinnetje, maar elke relatie gaf weer stof tot moeizame gesprekken. We lazen De lessen van Don Juan van Carlos Casteneda, over de levensfilosofie van een wijze indiaan die op hallucinerende stoffen kauwde om de wereld uit een ander perspectief te bekijken. Ook Steppewolf van Herman Hesse zat in de fietstas, een boek over een weifelend figuur die zijn plek in de wereld zoekt.
Voor de beklimming van de Col d’Allos waren echter andere kwaliteiten noodzakelijk.
De weg door het dal van de Verdon steeg de eerste 28 kilometer geleidelijk. Hier en daar stonden huizen met roestige golfplaten en schuren van hout. In de volgende 24 kilometer ging het steil omhoog. Ik moest terug naar mijn laagste versnelling en ging nu tergend langzaam vooruit. Zwetend en puffend stond ik boven op de pedalen om daarna weer te gaan zitten en nog langzamer te gaan. Vincent was een witte stip boven mij. Paul moest ergens achter mij aankomen. In de verte zag ik de weg langs de bergrug omhoog meanderen. Dat stimuleerde niet. Carlos Casteneda was ver weg, maar ik vroeg me wel af wat ik aan het doen was. Na een tijd was ik zo buiten adem, dat ik wel even stil moest blijven staan. Het voelde als een zwakte.
Uiteindelijk zijn we er gekomen, natuurlijk. Er stond een koude wind op de col en er lag hier en daar nog sneeuw.


Daarna moesten we nog even omlaag.
Op radio en TV hoorde ik deze week de commentatoren voortdurend benadrukken hoe zwaar en gevaarlijk deze afdeling is. Er wordt veel overdreven in de commentaren. Het moet tenslotte een beetje spannend blijven. Maar in dit geval hadden zij gelijk. In deze afdeling heb ik namelijk een van de BO-momenten van mijn leven meegemaakt ( BO = Bijna Ongeluk). Ik reed met een enorme vaart op die zwaarbeladen fiets door de onoverzichtelijke bochten omlaag. Links waren de rotswanden, rechts het ravijn. Ik kreeg bijna kramp in mijn vingers van het continue remmen. Ingespannen keek ik naar elke bocht. Toen ik eenmaal opzij keek, vloog ik op een haar na tegen de rotswand aan.
De volgende dag schreef ik, op een terras in Barcelonette, een lange brief aan G. We hebben deze week geprobeerd die brief weer op te sporen. Tevergeefs. Nu zullen we nooit meer weten wat ik uit de kast heb gehaald om indruk te maken op het meisje dat ik begeerde.





2 opmerkingen:

  1. wat een weemoed ligt er in die foto! prachtig!

    Trea

    BeantwoordenVerwijderen
  2. in elk geval kon het niet meer stuk met G na deze prestatie!
    prachtige column!
    Hilde

    BeantwoordenVerwijderen