LA GRANDE FÊTE
Zou er iemand in Nederland zijn, baby’s en hoogbejaarden niet
meegerekend, die niet weet dat vandaag de Tour de France in Utrecht is gestart?
Hier in Utrecht zijn we er al maanden op voorbereid met
tentoonstellingen, proefritten, festivals en allerlei creatieve variaties op de
met Franse vlaggetjes versierde etalage. Nu het eenmaal zover is, is de stad
een pretpark en het centrum een verzameling van muziekpodia, waartussen een
continue stroom van mensen gaande is. Keerzijdes zijn er ook. Wie zich er op
verheugd had om dit weekend van de Grand Départ thuis te bevallen kan dat op
haar buik schrijven. Je kunt je in een groot deel van de stad alleen lopend of
fietsend verplaatsen, zeker als je, zoals wij, aan of bijna aan het parcours
woont. De stad met de auto uitrijden kan
nog wel. Maar ben je eenmaal buiten, dan kom je er niet meer in. Het is een
omgekeerd Hotel California.
Nu zul je er mij niet over horen klagen. De Tour in Utrecht,
dat is prachtig. Dan neem je wat ongemakken voor lief.
De Tour voelde vandaag wel wat onwerkelijk. Alsof het niet de
echte Tour de France is.
Immers, in onze ervaring begint het kijken naar de Tour met
een tijdlang stilstaan in een file zonder dat je een meter vooruit komt. In arren
moede en god-zegene-de-greep laat je dan je auto half in een greppel achter en loop
je een uur in een almaar toenemende stroom mensen. Kijken naar de Tour is een
plekje zoeken in een weinig egaal stukje berm, waar het naar hooi ruikt. Is het
smeren van stukken stokbrood met La Vache Qui Rit, terwijl je tegen de benen
van omstanders aankijkt en merkt dat je te weinig drinken hebt meegenomen.
Col de Berthiand, dep. Ain, 1991.
Het is kijken naar die boer, met zijn platte pet en zijn kromme
rug, de kinderen die wapperen met het groene handje van sponsor PMU, naar drie
nonnen op hun verkleurde tuinstoeltjes.
Het is uren wachten in de mistige kou en regen op de
Galibier, met een transistorradiootje via de Wereldomroep luisterend naar Radio
Tour de France, terwijl fanatieke Italianen voortdurend vragen of Pantani nog
bij de koplopers zit. Het is ongeduldig hangen in de hekken op de Champs
Elysee, in de brandende zon, met het geluid van musette-walsen uit de
luidsprekers, naast die oude Parijzenaar op zijn pantoffels en Le Figaro in de
wijde zak van zijn ochtendjas.
Kijken naar de Tour is vooral wachten, wachten, wachten,
totdat er 13 volle seconden lang iets voorbij flitst.
Vandaag konden we de hele reclamekaravaan en al dat wachten
overslaan. Op het moment dat de starter zijn laatste vinger introk en de eerste
renner voor de tijdrit van het startpodium dook, liepen wij op ons gemak met
een klapstoeltje de voordeur uit. Honderd meter verder sloten we aan bij de
rijen langs de dranghekken in de zon, nog ruim op tijd om die eerste renner,
hartstochtelijk toegejuicht, langs te zien stuiven.
Met tussenpauzen van 1 of 2 minuten volgden successievelijk de
overige 197 renners. Eerst doemden steeds de blauwe zwaailichten op van een
Franse motoragent en een Nederlandse collega. Op gepaste afstand volgde dan een
spichtige renner in een strak, kleurig pak, voorovergebogen over zijn stuur,
waardoor de botten van zijn ruggengraat goed te zien waren, weggedoken onder
een enorme, aerodynamische helm met een scherm voor de onzichtbare ogen, de
benen ritmisch rondmalend onder een bewegingloos bovenlijf. Als een emotieloze
machine voortmalend achter de twee even bewegingloze motoragenten. Voor de
emotie hoef je niet naar een tijdrit te kijken.
Elke renner werd met applaus ontvangen, maar naderde er een Nederlander dan was dit
al duidelijk nog voordat het blauwe zwaailicht zichtbaar was. Langs het gehele
parcours golfde dan een overdonderend lawaai, zoals een wave zich door een
stadium verplaatst.
Was ons gekoelde water op of hadden we zonnecrème nodig, dan
liepen we even naar huis.
Het voelde niet helemaal als de Tour, maar het was net zo
leuk.
De Tour is van start gegaan. Het feest gaat nog wel even
door hier.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten