maandag 4 maart 2013


HALSBANDPARKIET

 
Deze winter zag ik voor het eerst een halsbandparkiet in onze tuin. Ik weet zeker, dat ik deze vogel  niet eerder in de tuin gezien heb, want ik houd dit bij. Ik heb twee lijsten: één van alle vogels die ik ooit heb waargenomen, waar ook ter wereld; en één van de vogels die ik rond ons huis heb gespot: in de tuin, in de lucht daarboven of aan de voorzijde.
De eerste lijst bevat nu 157 vogels, de tweede lijst met deze halsbandparkiet erbij 38.
Ik had hem verwacht overigens, deze parkiet. Het is een exotische vogel, oorspronkelijk afkomstig uit Afrika en Zuid-Azie. Waarschijnlijk zijn er in Nederland ooit een paar uit een volière ontsnapt. Zij blijken hier goed te kunnen overleven, wat heet, ze planten zich in duizelingwekkende vaart  voort. De vogel is in Nederland aan een onstuitbare opmars bezig, met name in de steden.
Een halfjaar geleden kwam ik voor het eerst een groep halsbandparkieten tegen in de Voorveldsepolder. Ik wist eerst niet niet wat ik zag. Ik was aan het hardlopen, volgens een bepaald schema, maar ik stopte onmiddellijk. Dat wil wel wat zeggen, want als ik tijdens het hardlopen een mens ontmoet loop ik gewoon door.
Met een hand boven mijn ogen omhoog turend tegen het licht zag ik een aantal grote, lichtgroen gekleurde vogels met een lange staart en een rode snavel. Ze waren luidruchtig, ze stootten harde, hoge, schrille geluiden uit. Dat moest de halsbandparkiet zijn.

Een paar weken geleden zat ik op een morgen met mijn rug naar het raam te lezen in Zwarte Honden van Ian McEwan. In de tuin achter mij hoorde ik een hard, schril geluid. Omkijkend zag ik daar onmiskenbaar een halsbandparkiet. In zijn eentje.
In onze tuin stond een tafeltje met daarop iets, wat ik nog het best zou kunnen omschrijven als een ‘vogeltaart’, een ondiepe, bruine schaal geheel gevuld met vogelzaden, gedroogde kersen, nootjes en wat al niet bij vogels het water in de snavel doet lopen (of werkt dit bij vogels niet zo?). ‘Daar komen een hele hoop vogels op af’, was mij verzekerd. Op dat moment dacht ik nog niet aan de halsbandparkiet. Ik dacht vooral aan de sijsjes, vinken, goudhaantjes en winterkoninkjes, die ik jarenlang ‘s winters regelmatig in de tuin zag, maar die ik nu al een aantal jaar gemist heb.
De halsbandparkiet zat bovenin de pruimenboom als een ontsnapte papegaai om zich heen te loeren.
Zou hij bij toeval langsgevlogen zijn en ver onder zich iets lekkers hebben zien staan of geroken?
Na een tijdje liet hij zich omlaag zakken naar een van de onderste takken, een heel dun takje waar hij met al zijn gewicht zachtjes op heen en weer wiegde. Hij keek weer om zich een, zelfverzekerd en doelgericht. Hij liet zich ondersteboven vallen en hing toen met één poot aan dat dunne takje. Weer nam hij de omgeving in zich op. De parkiet had zijn zinnen gezet op die taart, dat leek mij duidelijk.
Toen nam hij de gok en stak over. Echter niet naar de schaal op het tuintafeltje, maar naar een pindanetje aan de onderste tak van de boom.
Het netje hangt met opzet aan een lang touw om te voorkomen dat eksters, gaaien en kauwen vanaf de onderste tak het netje kunnen leegeten. Vooral kauwen zijn zo slim dat ze met hun poten het pindazakje nog naar boven kunnen trekken.
Deze halsbandparkiet was niet zozeer slim, het was vooral een akrobaat. Zoals hij net aan het dunne takje hing, zo hing hij met zijn hele gewicht aan dat dunne touwtje, op zijn kop, zodat hij zich tegoed kon doen aan het lekkers.
Deze circusact kon mij niet bekoren. Ik moet opkomen voor de zwakkeren in deze samenleving, in dit geval de kleine vogeltjes. Dus sloeg ik hard tegen het raam. Dat helpt bij alle vogels, zelfs bij duiven. Deze halsbandparkiet was echter onverstoorbaar, ook voor het lawaai van de achterdeur, en ook toen ik een meter onder het pindanetje ging staan om hem zijn ongewenste gedrag duidelijk te maken.
Pas toen ik in mijn handen klapte, vloog ie op, die stoere acrobaat.
Het moeten zijn genen zijn, gevormd in de tropische wildernis.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten